Woningcorporaties

Artikel delen

Wat is de overeenkomst tussen de Parlementaire Enquête Woningcorporaties en de renovatiesector?
Meer dan u wellicht denkt. Woningcorporaties zijn qua omzet per project verreweg de belangrijkste opdrachtgevers. Maar het gaat niet goed met de corporatiesector. Het ooit zo brede draagvlak in de samenleving is weg. Van lokaal verankerde sociale huisvesters zijn ze gefuseerd tot grootschalige vastgoedconcerns die het laatste restje sympathie met een reeks van schandalen, miljoenen kostende miskleunen en persoonlijke geldwolverij hebben verspeeld. Natuurlijk geldt dat niet voor alle corporaties, er zijn ook noeste veelal kleinere sociale verhuurders die het doel hooghouden, maar die hebben weinig invloed op het algemene beeld.
De gevolgen zijn inmiddels desastreus. De al enkele decennia opgedroogde subsidiestroom is als verhuurdersheffing omgekeerd richting overheid. De efficiëntieslag die daar het gevolg van is, komt niet – zoals al vele jaren door huurdersorganisaties geëist – ten goede aan lagere huren en beter beheer, maar aan de staatskas. De budgetten voor onderhoud nemen af en investeringen in kwaliteitsverbetering worden uit- of afgesteld.
Op zich biedt dit ook kansen voor de onderhoud- en renovatiesector, Met nieuwe vormen van resultaatgerichte ketensamenwerking, zoals het VGO-keur, kan onderhoud efficiënter worden verzorgd inclusief meer zorg en aan-dacht voor de bewoners. Maar de kans dat het totale omzetsaldo desondanks aanzienlijk zal dalen is bepaald niet denkbeeldig.
Inmiddels heeft minister Blok de bijl echt aan de voeten van de sociale huursector gelegd: splitsing in een sociaal armoe-deel en een commercieel verdien-deel, een en ander in lijn met directieven vanuit Brussel omdat commerciële verhuurders klagen over oneerlijke concurrentie. Merkwaardig, want leegstand in de vrije sector is afwezig.
Wat in de politieke discussie opvalt, is dat het alleen over geld en vastgoed gaat, over de bewoners geen woord. Hoewel uiteindelijk het meest belanghebbend staan zij er buiten en naar hun mening wordt niet gevraagd.
Op termijn is dat niet vol te houden. Overal in de samenleving speelt het te-gendeel: meer invloed en verantwoordelijkheid voor de burger. Wie de markt de ruimte wil geven kan niet zomaar de vraagkant buitensluiten.
De roep naar andere beheervormen dan huur zonder zeggenschap of koop met alle risico’s neemt toe. Voorbeelden in binnen- en buitenland tonen in al-lerlei varianten aan dat zelfbeheer een goed en betaalbaar alternatief is.
De Parlementaire Enquêtecommissie mag daarom niet blijven steken in de geld- en schuldvraag maar moet vooral kijken naar een houdbaar toekomstgericht stelsel. Dat kan alleen maar met bewoners aan de knoppen. Het alternatief is door blijven sleutelen aan een in feite nu al onhoudbaar stel-sel. Met de kans dat er uiteindelijk ook voor de renovatiesector veel naar de knoppen gaat.

André Thomsen

In elk nummer van RenovatieTotaal geeft prof. ing. André Thomsen zijn mening over een aspect van ‘de renovatiewereld’. André Thomsen is als emeritus hoogleraar Woningverbetering en Woningbeheer verbonden aan het Onderzoeksinstituut OTB van de TU Delft en onder meer voormalig voorzitter jury Nationale Renovatie Prijs, thans Gulden Feniks.