Bouwhistorie en architectuur (1)

Artikel delen

Met bouwhistorisch onderzoek ‘loop’ je als vanzelf tegen de architectuur van het gebouw aan. In hoeverre moet een bouwhistoricus zich bezig houden met architectuurhistorie? Mijn uitgangspunt is dat je beide wel moet onderscheiden, maar niet van elkaar scheiden. Ze versterken elkaar. Als bouwhistoricus zie ik de architectuurhistorie als een rijke bijvangst tijdens bouwhistorisch onderzoek. Deze en volgende keren gaat het over de relatie tussen de bouwhistorie en de architectuurhistorie.

Architectuur

Architectuur is mede afhankelijk van de ontwikkeling van constructies en beschikbare materialen. Illustratief zijn de jonge panden die in de binnenstad van Rotterdam op de brandgrens (in WOII verwoest door bombardement/brand) tegen de oude bebouwing zijn aangebouwd.

Architectuur is de kunst en de wetenschap van het ontwerpen van de gebouwde omgeving. Dit beperkt zich niet alleen tot gebouwen, maar gaat ook over stedenbouw, landschappen, tuinen, interieurs en meubels. Dit betreft zowel de esthetisch kant van het ontwerpen als de technische kant daarvan.

Afhankelijkheid van architectuur

De architectuur van gebouwen wordt op velerlei wijze beïnvloed. Anders gezegd: architectuur is afhankelijk van diverse factoren. We noemen er een aantal. 1. De beschikbaarheid van materialen, 2. de ontwikkeling van constructies, 3. het kleurgebruik, 4. het landschap, 5. de stedenbouwkundige ontwikkeling, en 6. het budget.

Beschikbaarheid van materialen

De toegepaste materialen in gevels zijn mede sterk bepalend voor de architectuur van het gebouw. In de middeleeuwen was bijvoorbeeld het aantal beschikbare natuursteensoorten beperkt en lagen de winplaatsen meestal in de directe nabijheid van waterwegen. Rivieren waren in de Middeleeuwen de transportaders. Met de komst van de spoorwegen werd het ineens mogelijk om van overal in Europa natuursteen te importeren. Hierdoor is het aantal toegepaste natuursteensoorten explosief gegroeid en krijgen gebouwen mede daardoor een ander aanzien. Om nog maar te zwijgen van de verandering van het gebruik van natuursteen. Eerst is de vorm van blokken als bouwmateriaal, later in de vorm van grote gevelplaten als afwerking.

Twee totaal verschillende gebouwen. Bovenop de kooromgang met straalkapellen van de Grote Kerk te Dordrecht (15e eeuw), onderop de Bijenkorf te Rotterdam (1957). De verschillen in tijd komen o.a. tot uitdrukking in: materiaalgebruik, de constructie van het gebouw en het stapelen in blokken natuursteen of het bekleden met platen natuursteen.

 

De ontwikkeling van constructies

De esthetiek van een gebouw is achteraf ingedeeld in bouwstijlen. De ontwikkeling van de verschillende bouwstijlen is sterk afhankelijk geweest van de ontwikkeling van de constructie. Denk aan de ontwikkeling van het gewelf, waardoor het Romaans met dikke muren en kleine lichtopeningen is overgegaan in de Gotiek, waar het mogelijk werd om de lichtopeningen steeds groter te maken. Maar ook tussen een gotische kerk uit de middeleeuwen en een 19e– of 20e-eeuws gebouw met een beton- of staalskelet als draagconstructie heeft gevolgen voor de architectuur(beleving) van de gebouwde omgeving. Vergelijk bijvoorbeeld de Grote kerk te Dordrecht en de Bijenkorf te Rotterdam.

Versterking architectuurhistorie

Kennis van de bouwhistorie vormt een versterking van de architectuurhistorie. Kennis van de herkomst, de bewerking en de toepassing van materialen, de ontwikkeling van constructies, de plattegrondstructuur van gebouwen, enz. geeft een meerwaarde aan architectuurhistorisch onderzoek. Dan is het mogelijk de architectuur in de tijd van ontstaan beter te kunnen plaatsen.

Versterking bouwhistorie

Omgekeerd geldt hetzelfde. Kennis van de architectuurhistorie vormt een versterking van de bouwhistorie. Kennis van bouwstijlen, van ontwerpprincipes, van de boodschap die architectuur uitdraagt, enz. geeft een meerwaarde aan bouwhistorisch onderzoek. Dan is het mogelijk de architectuur van het te onderzoeken gebouw op een betere wijze mee te laten wegen in de onderbouwing van de waardestelling. Dan kan de betekenis van toegepaste materialen een andere dimensie krijgen.

Kennis vanuit de restauratie

In de restauratie is kennis van schade en schademechanismen aan constructies, materialen en afwerkingen en kennis van materiaalgedrag onontbeerlijk. Mijn ervaring is dat deze kennis een breder blikveld geven aan de bouwhistoricus en een meerwaarde heeft tijdens bouwhistorisch onderzoek. Zo kwam ik onlangs een stalraam tegen in een boerderij dat in een eerder onderzoek was geduid als een houten raam met gietijzeren roeden. Echter wanneer je de schade (vervorming) aan de roeden ziet, kan dit onmogelijk gietijzer zijn. Met kennis van schademechanisme en materiaalkennis weet je direct wat het wel is, namelijk roeden van zink.

Schade aan zinken roeden door vervorming van het materiaal.

Schade aan zinken roeden door vervorming van het materiaal.