Bouwhistorie en kerkgeschiedenis (1)
Door de ontkerkelijking in Nederland zijn de laatste decennia veel kerkgebouwen onttrokken aan de eredienst, ze worden gesloopt, of krijgen een herbestemming. Dit proces gaat door en het aantal kerken dat aan de eredienst wordt onttrokken is groot. Bij herbestemming wordt vaak (een deel van) het historische kerkinterieur verwijderd, omdat dit de herbestemming van de kerk in de weg zou staan. Dat is een verarming, want kerkinterieurs hebben een historische gelaagdheid en vormen daarmee een afspiegeling van ontwikkelingen in kerk en samenleving. Deze en volgende keren gaat het over de relatie tussen bouwhistorie en kerkgeschiedenis. De eerste keer staat de oriëntatie van de kerkruimte centraal.
Middeleeuwse kerken en Rooms-Katholieke kerken in latere eeuwen zijn, voor zover de stedenbouwkundige situering dat toelaten, met het koor op het oosten gericht. In het oosten komt de zon op, wat symbool staat voor de verschijning van Christus bij het laatste oordeel. Om die reden is op de muren in het koor of op het gepleisterde stenen of houten gewelf vaak een schildering zichtbaar die het laatste oordeel verbeeldt. Met name rond 1500 vindt er een grote toename plaats van dit type schildering. In de Rooms-Katholieke kerk is het koor de belangrijkste plaats. Daar vindt door de handeling van de priester het misoffer plaats. De kerkruimte (het schip) is langs de lengteas gericht op het koor.
Bij een herbestemming van een Rooms-Katholieke kerk is het dan belangrijk die lengteaswerking intact te houden en niet de kerkruimte fysiek of visueel in compartimenten te verkavelen.
Grondplanprincipe
Door het sola scriptura, het sola gratia en het sola fide van de Reformatie, zijn kerkinterieurs door protestanten ingrijpend gewijzigd. Niet langer staat het misoffer in de eucharistie centraal, maar de Woordverkondiging vanaf de kansel, die een centrale plaats inneemt in het kerkinterieur. Het ging niet langer om eeuwenoude riten en symbolen, maar om uitleg van de Bijbel. Alles wat te maken heeft met heiligenverering en de Mariacultus wordt uit de kerken verwijderd. Beelden, altaren, biechtstoelen, relikwieën, kaarsen, communiebanken, enz. verdwijnen. Ook verdwijnen veel muurschilderingen onder lagen van witkalk. De leegte van de gezuiverde kerken werd opgevuld door gildeborden, Bijbelteksten als versieringen, Tien gebodenborden, borden met de Apostolische geloofsbelijdenis, enz. Rondom de preekstoel ontstaat de dooptuin met doophek, doopboog en voorlezerslessenaar. Ook het dopen verplaatste zich van een aparte doopkapel naar de dooptuin waar ook het doopvont kwam te staan. Met dit al wijzigen kerkplattegronden in bestaande kerken aanzienlijk en nieuwe protestantse kerken worden vanuit een ander grondplanprincipe vormgegeven.
In navolging van M.D. Ozinga, onderscheidt dr. R. Steensma een drietal hoofdtypen voor nieuw gebouwde protestantse kerkgebouwen, namelijk: achtzijdige kerken, kerken in de vorm van een Grieks kruis en zaalkerken. Met name de achtzijdige kerken en de kerken in de vorm van een Grieks kruis leenden zich qua vorm (centraalbouw) uitstekend voor een ruimte waar de Woordverkondiging centraal staat en de gemeente rondom het Woord is gegroepeerd.
Bij een herbestemming van een Protestante kerk in centraalbouw, is het dan belangrijk de werking van een centraal punt in de kerkruimte intact te houden en niet de kerkruimte fysiek of visueel in compartimenten te verkavelen.
De wijkgedachte
De stedenbouw van de Wederopbouwperiode (1940-1965) heeft grote invloed ondergaan van de ‘wijkgedachte’. Dat is het idee om de stad te geleden naar buurten en wijken, en deze wooneenheden een belangrijke maatschappelijke betekenis toe te kennen. Met name als het ging om het bevorderen van gemeenschapszin onder de burgers en het bieden van bescherming en een opvoedend kader voor de jeugd. De kerken hadden veel belangstelling voor deze wijkgedachte. In feite is het zo dat de Nederlandse Hervormde Kerk (nu PKN) dit stedenbouwkundige idee in haar kerkorde heeft opgenomen. Zo ontstonden de wijkkerk en de wijkgemeente. Hierdoor werden tijdens de Wederopbouwperiode onder invloed van het Modernisme kerken gebouwd met o.a. gevelopeningen die tot op het maaiveld doorlopen, om daarmee de verbondenheid te visualiseren tussen kerk en omgeving. Er is niet langer sprak van kerkvensters op hoogte (zie middeleeuwse kerken), wat een besloten karakter geeft, maar transparantie, omdat de kerk niets te verbergen heeft. Bij een herbestemming van een dergelijke kerk is het dan belangrijk de werking tussen binnen en buiten en de vaak hoge mate van transparantie intact te houden en niet de kerkruimte fysiek of visueel in compartimenten te verkavelen. Dat maakt inbreuk op het transparante karakter van het gebouw als geheel.
Voorbeelden achtzijdige protestantse kerken
Willemstad (1583), Oostkerk Middelburg (1648-‘67), Koepelkerk of Ronde Lutherse Kerk Amsterdam (1668-‘71), St. Annaparochie (Frl.) (1682), Berlikum (Frl.) (1777-‘79), Koepelkerk Arnhem (1837-‘38), Koepelkerk Arkel (1855-‘56), Smilde (1780-‘88) en Veenhuizen (1825-‘26).
Voorbeelden protestantse kerken met Grieks kruis
Zoals bijvoorbeeld de nieuw gebouwde protestantse kerken: Noorderkerk Amsterdam (1620-‘23), Groote Kerk Maassluis (1929-’39), Nieuwe Kerk Groningen (1660-‘65) en Harlingen (1772-‘75).