Bouwhistorie en kerkgeschiedenis (3)

Artikel delen

Door de ontkerkelijking in Nederland zijn de laatste decennia veel kerkgebouwen onttrokken aan de eredienst. Ze worden gesloopt, of krijgen een herbestemming. Dit proces gaat door en het aantal kerken dat aan de eredienst wordt onttrokken is groot. Kerken hebben een historische gelaagdheid en vormen daarmee een afspiegeling van ontwikkelingen in kerk en samenleving. Deze keer gaat het over het ontstaan en de ontwikkeling van de liturgische beweging en wat voor invloed deze heeft gehad op de Hervormde kerkbouw.

Auteur: Willard van Reenen, bouwhistoricus en docent

Om de bouw en architectuur van de Protestantse wederopbouwkerken te begrijpen en daarmee ook zicht te krijgen op de historische waarde daarvan, is het o.a. nodig op de hoogte te zijn van de liturgische ontwikkeling binnen de Hervormde kerkbouw. De liturgische ontwikkeling werd voor WOII al in gang gezet, maar werd pas na de oorlog in de kerkenbouw verwezenlijkt.

De liturgie in de protestantse kerken van na de Reformatie was fundamenteel anders dan in de kerk van de middeleeuwen en daarvoor. Dit heeft gevolgen voor de oriëntatie van de protestantse kerkruimte, zie hiervoor het eerdere artikel ‘Bouwhistorie en kerkgeschiedenis (1)’.

Liturgische vrijheid

Een prachtig bewerkt handvat van een grote glazen deur met stalen omranding, met het symbool van een korenaar. Foto: W.G. van Reenen

Een prachtig bewerkt handvat van een grote glazen deur met stalen omranding, met het symbool van een korenaar. Foto: W.G. van Reenen

De invoering van het Algemeen Reglement van 1816 door Koning Willem I en de algemene synode van 1817 resulteerde in een subtiele verandering en inrichting van het kerkgebouw. Kort na de Afscheiding, in 1834, kwam een discussie op gang over het gebruik van liturgische formulieren en verschoof de betekenis van het avondmaal (visie Calvijn) in de richting van een herdenkingsmaaltijd (visie Zwingli). Omdat het Algemeen Reglement van 1816 nadrukkelijk geen uitspraken doet over leerstellige zaken, betekende dit een bepaalde vrijheid in gebruik van formulieren en sacramenten. Van lieverlee is deze situatie uitgegroeid in verschillende modaliteiten (stromingen) binnen de Hervormde Kerk, die ieder haar eigen accent legden.

De liturgische vrijheid groeide rond 1900 uit tot een ‘liturgiecrisis’ in de Hervormde Kerk. Er kwam behoefte aan pre-reformatorische rituelen en er waren theologen die zich voorzichtig richtten op de consequenties van de nieuwe liturgische inzichten voor het kerkinterieur en kerkbouw. Een van de eerste theologen die wees op het belang van een vaste vorm van hervormde eredienst, was de predikant J.H. Gunning (1829-1905). Hij wilde een aantal pre-reformatorische rituele elementen (bijvoorbeeld knielen tijdens het gebed) herintroduceren, alsmede een vaste centrale plaats van de avondmaalstafel met aan weerszijden de preekstoel en het doopvont. Hiermee stelde hij de sacramenten gelijk aan het Woord.

Tien jaar later gaat zijn collega E.F. Kruijf (1834-1914) nog een stap verder. Hij zag het kerkgebouw vooral als een ‘liturgische plaats’. Hij pleitte een platform voor een katheder en doopvont met daarvoor een permanent opgestelde vierkante avondmaalstafel. Hiermee is de discussie over de ideale liturgische inrichting van het hervormde kerkgebouw pas goed begonnen.

De Opstandingskerk te Amsterdam van architect M.F. Duintjer. Foto: W.G. van Reenen

De Opstandingskerk te Amsterdam van architect M.F. Duintjer. Foto: W.G. van Reenen

Symbolen

Naast de terugkeer van pre-reformatorische rituelen kwam er ook een terugkeer van symbolen. In de architectuur van Wederopbouwkerken zijn zowel aan het exterieur als in het interieur allerlei symbolen verwerkt, zoals: het Lam, druiven, korenaren, het Christusmonogram, het kruis e.d.

Met de zienswijze en bijdragen van de liturgische pioniers Gunning en Kruijf groeit vanaf circa 1900 binnen de Nederlands Hervormde kerk een Liturgische Beweging. De vorm van de liturgische vernieuwing ligt per modaliteit verschillend.

Van belang voor de ontwikkeling van de gedachten over de hervormde kerkbouw is de studie van Van der Leeuw in 1932 met als titel ‘Wegen en grenzen. Studie over de verhouding van religie en kunst’ en het ‘Handboek voor de eredienst in de Nederlandse Hervormde Kerk’ uit 1934. In 1940 werkte Van der Leeuw zijn ideeën over de ideale Hervormde eredienst, bouwstijl en kerkinrichting verder uit. Als ideaal zag hij de op vroegchristelijke kerken geïnspireerde ‘hervormd-catholieke’ inrichting, waarbij de avondmaalstafel, voorzien van een kruis, een paar kandelaars en een offerschaal, permanent centraal werden opgesteld op een verhoogd en ruim koor. Het liturgisch centrum moest als beëindiging van de kerk op de lengteas zijn ontworpen. Aan de rechterzijde positioneerde hij het doopvont en de lessenaar, de kansel met opengeslagen bijbel aan de linkerzijde.

Het interieur de Opstandingskerk te Amsterdam. De avondmaalstafel staat centraal met een kruis op de achtergrond en de preekstoel is uit het midden ‘verdrongen’.Foto: Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed. Vervaardiger A.J. van der Wal. Objectnr. 350.483.

Het interieur de Opstandingskerk te Amsterdam. De avondmaalstafel staat centraal met een kruis op de achtergrond en de preekstoel is uit het midden ‘verdrongen’. Foto: Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed. Vervaardiger A.J. van der Wal. Objectnr. 350.483.

Wederopbouwkerken

De Wederopbouw bleek een bloeiende periode van religieus engagement, optimisme en dadendrang, een periode waarin het kerkgebouw als ‘een onmisbaar monument der zielzorg’ werd beschouwd. De discussie over kerkbouw speelt zich rond twee thema’s af: de aanpassing van het bestaande kerkgebouw aan de veranderende liturgische programma’s en de implementatie van het nieuwe kerkgebouw in de stedelijke planologie, waaronder naoorlogse nieuwe woonwijken.

Er zijn drie karakteristieken vormen van naoorlogse kerkbouw. Vanwege de oorlog wordt de kerkbouw in de naoorlogse jaren vooral bepaald door de traditionalisten. Aan het begin van de jaren ’50 verschoof de traditionele kerkbouw naar een voor die tijd moderne vormgeving. De eerste twee kerken van architect M.F. Duintjer zijn hier een voorbeeld van (de Kruiskerk in Amstelveen en de Opstandingskerk in Amsterdam,  zie foto’s). Deze kerken leenden zich, meer dan de traditionele kerkbouw, voor de liturgisch vernieuwing. Duintjer lost het ‘liturgisch probleem’ op met licht. Vergelijk hiervoor de interieurfoto’s van de verschillende kerken.

De Kruiskerk te Amstelveen van architect M.F. Duintjer. Foto’s: W.G. van Reenen.

Vanaf 1957 werden ook kerkgebouwen volgens de principes van het functionalisme ontworpen en gebouwd en volgden daarmee de architectuur in de profane bouw, de derde groep. De monumentaliteit en de toepassing van ornamenten verdwenen, om plaats te maken voor een kerkgebouw met het imago van een huiskamer. De veranderde rol van de kerk in de samenleving was er de oorzaak van dat steeds minder kerkgebouwen werden voorzien van een echte kerktoren, wat overbleef was vaak een soort torenvormige open klokkenpijler of -stoel. Zie hiervoor het eerdere artikel ‘Bouwhistorie en kerkgeschiedenis (2)’. Onder invloed van het Brutalisme werden grove bouwmaterialen, zoals ruw beton, grote betonstenen en staal in kerken toegepast.

De tweede serie van vier kerken van Duintjer passen in deze laatste groep naoorlogse kerkgebouwen (de zgn. bungalow-kerken).

Het interieur van de Kruiskerk te amstelveen De avondmaalstafel staat voor de preekstoel. Foto’s: W.G. van Reenen.

Het interieur van de Kruiskerk te Amstelveen De avondmaalstafel staat voor de preekstoel. Foto’s: W.G. van Reenen.

Experimenteren met nieuwe kerkplattegronden

Na de oorlog werden de liturgische ideeën van voor de oorlog uitgewerkt door te experimenteren in nieuwe kerkplattegronden en liturgische inrichting. Met name de viering van het avondmaal zette een belangrijke stempel op liturgie en kerkinrichting. Tot halverwege de jaren ’50 van de vorige eeuw stond de avondmaalstafel meestal nog in het midden van het liturgisch centrum. Later ging men experimenteren met een aparte ruimte of gang die in open verbinding stond met de kerkzaal. Halverwege de jaren ’60 verdween de toepassing van een aparte ruimte aan de kerkzaal om plaats te maken voor een dagkapel. Duintjer doet dit bij de Johanneskerk te Rijswijk (1962) en de Sionskerk te Arnhem (1963).

De Sionskerk te Arnhem, een van de zgn. bungalow-kerken van de hand van architect M.F. Duintjer. Foto: W.G. van Reenen

De Sionskerk te Arnhem, een van de zgn. bungalow-kerken van de hand van architect M.F. Duintjer. Foto: W.G. van Reenen

In het boek ‘Hervormde Kerkbouw na 1945’ zijn kerkplattegronden opgenomen waarop wisselende posities zijn te zien van preekstoel, avondmaalstafel en doopvont. In de opstellingen ligt de nadruk op de sacramenten. Grofweg zijn uit dit boek een drietal variaties op de indeling van het liturgisch centrum te destilleren:

  • Preekstoel en avondmaalstafel centraal achter elkaar met of zonder een doopvont aan de linkerzijde. Een enkele keer is het doopvont afwezig.
  • Preekstoel en avondmaalstafel naast elkaar, beide niet centraal met rechts of links het doopvont. De preekstoel kan zowel rechts als links van de avondmaalstafel staan. Een enkele keer staat de avondmaalstafel opgesteld in een apart gedeelte van de kerkzaal of zelfs in een aparte ruimte.
  • Avondmaalstafel centraal met preekstoel links en doopvont rechts. De preekstoel staat soms verder weg dan de avondmaalstafel.
De Thomaskerk te Zeist, een van de zgn. bungalow-kerken van de hand van architect M.F. Duintjer. Foto: W.G. van Reenen

De Thomaskerk te Zeist, een van de zgn. bungalow-kerken van de hand van architect M.F. Duintjer. Foto: W.G. van Reenen

Het liturgisch centrum in de Thomaskerk in Zeist is heel bijzonder. Deze past niet in de variaties van indelingen die hierboven zijn beschreven. In het liturgisch centrum van de Thomaskerk vloeien woord en sacramenten ineen. Er is één betonnen tafel voor zowel katheder (Woordverkondiging), avondmaalsstel en doopvont. Er is geen aparte preekstoel.

De betonnen tafel in de Thomaskerk waar Woordverkondiging en de sacramenten van avondmaal en doop ineenvloeien. Foto: W.G. van Reenen

De betonnen tafel in de Thomaskerk waar Woordverkondiging en de sacramenten van avondmaal en doop ineenvloeien. Foto: W.G. van Reenen

Bouwhistorisch onderzoek

Onderzoek naar o.a. de kerkplattegrond, functiespecifieke elementen en objectgebonden kunst zijn onderdelen van een bouwhistorisch onderzoek van religieuze gebouwen. En als we het dan hebben over Protestantse wederopbouwkerken, dan is het noodzakelijk kennis te hebben van o.a. de liturgische beweging om de genoemde onderdelen in de juiste historische context te kunnen zetten en op de juiste historische waarde te kunnen schatten.