In historische panden bevinden zich nog vaak houten vloeren.

 In historische panden bevinden zich nog vaak houten vloeren. Samen met rijkversierde trappen en fraaie stucplafonds maken ze deel uit van het historische interieur. Daarom verdienen ook deze houten vloeren aandacht bij restauratie. En dat betekent niet deze vloeren slopen en vervangen door een nieuwe vloer.
 
Bij de oudste toepassing van houten vloeren werden de gezaagde planken direct op de balken gespijkerd. Daarbij bleven de planken in het zicht, als afwerkvloer. Later begon met in het interieur vloerbedekking toe te passen, aanvankelijk in de vorm van los tapijt dat de houten vloer deels bedekte en later als totale bedekking met tapijt of parket. Met als gevolg dat er minder aandacht werd besteed aan de zogenoemde ondervloer.
Om hout te besparen, zaagde men vroeger de planken niet rechthoekig, maar werd gewoon de vorm van de boom aangehouden. Met als gevolg: taps toelopende planken, en naden die niet evenwijdig lopen. De planken bleven onbehandeld of werden bewerkt met was of lijnolie. Daarnaast komen ook (fraai) beschilderde vloeren voor, veelal in de vorm van imitaties van andere afwerkingen, zoals natuursteen of plavuizen. Als een apart plafond ontbrak, werd soms de onderkant van de houten vloer en/of de balken eveneens beschilderd.
 

Bevestiging en verbinding

Wie denkt dat houten vloeren vroeger alleen maar gespijkerd werden, heeft het mis. Om onzichtbare bevestigingen te maken, werd de techniek van het blind spijkeren bedacht of andere ingenieuze constructies met gebruik van wiggen of ankertjes. Bij het blind spijkeren wordt iedere plank afzonderlijk gespijkerd, waarbij de spijker schuin in de messing of in het onderste deel van de groef wordt geslagen. Daarna wordt de volgende plank ertegenaan geschoven.
Zwaluwstaartvormige wiggen vormden eveneens een alternatief voor het spijkeren. Deze wiggen werden op de balken gespijkerd. In de vloerplanken werden gelijkvormige sleuven uitgehakt en vervolgens werden de planken over de wiggen geschoven. De wiggen voorkomen bovendien dat de planken krom trekken. Een andere methode vormden ankertjes. Deze werden aan de zijkanten tegen de balken bevestigd en staken met een dwarspin of –strip in de groef van de planken.
De planken werden bovendien onderling verbonden: om stofdoorslag te voorkomen, om een stijvere vloer te krijgen en om kromtrekken tegen te gaan. Veren – in de vorm van losse eikenhouten latjes – zijn de oudste methode. Daarvoor zijn de planken aan beide zijden voorzien van groeven. Maar stompe naden komen eveneens voor, waarbij de onderlinge verbinding bestaat uit houten deuvels of ijzeren pinnen. Om stof- en vuildoorslag naar de onderlinge ruimte te voorkomen, werd ook wel gebruik gemaakt van spreidsel: een zeer dunne laag (eiken)hout die in de richting van de balken of kinderbinten werd gelegd.
 

Schade aan houten vloeren

Houten vloeren kunnen schade oplopen door vocht, insecten, warmte in combinatie met een lage luchtvochtigheid, en slijtage. Hout heeft een lange levensduur, maar niet als het langdurig vochtig of nat is. Vocht leidt tot uitzetting van het hout, met kans op schade. Een goede ventilatie is een eerste vereiste! Aantasting van hout door schimmels en insecten, en de bestrijding daarvan, is een uitgebreid gebied, waarnaar veel onderzoek is gedaan. Dit komt in een volgend artikel aan de orde.
Anderzijds kan warmte in combinatie met lage luchtvochtigheid (centrale verwarming) tot krimp leiden, ofwel loskomen van gelijmde onderdelen of scheuren in de planken. Een luchtbevochtiger kan deze schade voorkomen. Slijtage in het gebruik hoeft geen bedreiging te zijn. Echter: naaldhakken, het verslepen van zware meubels of dunne pootjes van meubilair en scherpe wieltjes kunnen dit proces versnellen.
 

Restauratie

Wat voor veel te restaureren onderdelen geldt, geldt ook voor houten vloeren: een gedegen onderzoek is belangrijk, waarbij de huidige staat zorgvuldig moet worden vastgelegd, bijvoorbeeld met tekeningen en foto’s. Dan pas kan er eventueel herstel plaatsvinden.
In het algemeen dient het uitnemen van planken zoveel mogelijk voorkomen te worden. Schade aan de planken is nagenoeg onvermijdelijk, afhankelijk van de bevestiging van de planken en de onderlinge verbinding. Indien mogelijk worden spijkers van bovenaf verwijderd zonder beschadiging van de planken. Soms moeten ze daarvoor worden afgezaagd, maar ze kunnen ook worden uitgeboord. Vaak moeten planken eerst worden gelicht vóór ze kunnen worden ontspijkerd.
Om splijten van de planken bij het uitnemen te voorkomen, moet men op ruime afstand van het einde van de plank beginnen. De rand van de naastliggende plank moet tegen beschadiging worden beschermd met een blok hout of een stuk plaatstaal. Vervolgens kan met een koevoet de plank beetje bij beetje worden opgewipt, waarbij steeds van plaats wordt gewisseld. Als het einde van de plank los is, kan met behulp van een hulplat dwars onder de plank verder worden gelicht tot de volgende spijkers.
Planken met messing en groef vormen een extra probleem. Eerst op zoek naar de ‘eerste’ plank, ofwel de laatste (twee?). Het uitnemen zal echter altijd leiden tot schade aan de messing van de eerste plank. Beste methode is dan het doorzagen van de messing. Is de plank blind gespijkerd dan verdient het uitnemen extra zorg om beschadiging van de dunnen wang van de groef te voorkomen. Als de planken zijn uitgenomen, kunnen de spijkers worden teruggeslagen. Echter: ook hier moet men oppassen dat het hout rond de kop niet gaat splinteren.
 

Opnieuw bevestigen en herstel

Bij het herleggen is het aan te bevelen de planken niet meer te spijkeren, maar te schroeven met roestvaste materialen. Een volgende keer zijn de planken dan zonder schade op te nemen. Als er toch wordt gespijkerd, pas dan op met trillingen die de onderliggende (stuc)plafonds kunnen beschadigen. Een lichte hamer kan uitkomst bieden. De planken moeten weer volgens de oorspronkelijke situatie (met behulp van tekeningen, foto’s) worden teruggelegd.
Spleten en kieren horen bij een oude vloer, maar wanneer ze groter worden dan 7 mm kunnen strookjes van dezelfde houtsoort worden ingevoegd. Een gescheurde of gespleten plank kan worden gerepareerd, bij krimp bijvoorbeeld vanaf de onderzijde. Rondom de scheur wordt wat hout verwijderd, zodat er een driehoekige vorm ontstaat die met een stukje hout wordt gevuld. De scheur kan ook worden gelijmd waarbij de plank bovendien aan de onderzijde wordt versterkt: met een plankje dat wordt geschroefd, van dezelfde houtsoort en met de nerf in dezelfde richting als de plank.
Bij het herstel van een gebroken rand is uitnemen van de plank niet noodzakelijk, namelijk als een stuk hout wordt ingeboet van balk naar balk. Ingeval een stuk hout wordt ingeboet dat plaatselijk wordt ondersteund, moet de plank wel worden uitgenomen. Bij kleine gaten aan de rand van de vloer (bijvoorbeeld doorvoergaten van verwijderde verwarmingsbuizen) kan ondersteuning achterwege blijven.
Kromgetrokken planken weer helemaal recht krijgen is nagenoeg onmogelijk. Sterke vervormingen kunnen wel worden verminderd door uitnemen van de plank(en) en deze in water te leggen. Als de plank door en door nat is, moet deze langzaam worden gedroogd, onder druk van bijvoorbeeld gewichten. Dit moet tenminste enkele weken duren, eventueel kan deze behandeling herhaald worden.
Voor het versterken van zwakke planken kan een hulpconstructie aan de onderzijde uitkomst bieden. Zonodig worden de planken uitgenomen en vervolgens schroeft men een lat tegen de zijkanten van de balken. Met op de latten een lattenwerk van 25 mm dikke plankjes die gelijk liggen met de bovenzijde van de balken, worden de planken ondersteund.
Voor het herstel van parketvloeren zijn eveneens speciale maatregelen; daarover een volgende keer.
 
Meer informatie:
– Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed. Techniekbrochure 26. Houten vloeren (2008)
 
 

Vergunning en subsidie

De houten vloer vormt een integraal onderdeel van het monument. Bij herstel is er meestal sprake van een wijziging van de vloer en moet er een vergunning worden aangevraagd.
Het repareren van houten vloeren wordt in beginsel aangemerkt als een subsidiabele werkzaamheid in het kader van het Besluit rijkssubsidiëring instandhouding monumenten
 
 

Restauratietechniek

De Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (voorheen RACM) in Amersfoort stelde vele technische brochures samen over diverse aspecten van restauratie.
RenovatieTotaal besteedt aandacht aan diverse restauratietechnieken, waarvoor medewerking van de Rijksdienst werd verkregen.
 
Meer informatie:
Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed, Postbus 1600, 3800 BP Amersfoort, tel. 033 – 4217421,In**@**************ed.nl“> In**@**************ed.nl en www.cultureelerfgoed.nl