Aanpasbaarheid van gebouwen en kantoren
Sloop vindt meestal niet plaats omdat gebouwen bouwvallig zijn maar omdat ze niet meer voldoen aan veranderde behoeften. Een fors aantal kantoren staat leeg omdat er geen behoefte meer aan is. En met steeds meer winkels en bedrijfsgebouwen gebeurt het zelfde. Soms kunnen ze aangepast worden voor een andere functie, zoals woonruimte voor studenten of kleinschalige bedrijfsruimte. Soms lukt dat niet omdat ze niet of onvoldoende aanpasbaar zijn of omdat ze op de verkeerde plek staan. Dan ontstaat langdurige leegstand en volgt uiteindelijk sloop. Dat is weinig duurzaam.
Het is dus belangrijk dat gebouwen flexibel, aanpasbaar, veranderbaar en herbruikbaar zijn en vooral ook op de goede plaats staan, het is immers onroerende goed. Habraken bepleitte dat al in 1961 en sindsdien zijn er tal van studies en projecten aan gewijd. We weten inmiddels veel. Zoals het belang van een goed en zo mogelijk functieneutraal ruimtelijk programma met wat overmaat, zodat andere functies en ander gebruik zonder veel bouwkundige ingrepen mogelijk is.
Toch wordt er nog onvoldoende aandacht aan besteed. De oorzaken zijn divers. Een zeer groot deel van de bouwproductie wordt gerealiseerd door projectontwikkelaars, een sector die – voor zover geen onderdeel van een woningcorporatie of een private beheerder – een overheersend korte-termijn belang heeft. Hoewel dat aandacht voor lange-termijn aspecten niet bij voorbaat uitsluit en er ook goede voorbeelden zijn, blijft het zelfs bij woningcorporaties veelal bij wat vrij-indeelbare of ‘levensloopbestendige’ woningen. Het aantal expliciet aanpasbaar, veranderbaar of uitbreidbaarheid ontwikkelde woningen of gebouwen met casco’s waarin meerdere functionele programma’s passen is nog steeds verwaarloosbaar. Zelfs verbouwingen en renovaties zijn meestal meer gericht op het realiseren van specifieke doelen en functies dan op flexibiliteit en aanpasbaarheid.
Een belangrijke oorzaak is ook het ontbreken van goede, aansprekende en overtuigende voorbeelden. Probleem daarbij is dat aanpasbaarheid zich pas op lange termijn bewijst. Bij een van de eerste volgens de theorie van Habraken gebouwde woningcomplexen waarin een kostbaar systeem van verplaatsbare wanden was aangebracht, bleken deze jaren later bij verbouwingen vervangen te zijn door gipswandjes omdat de bewoners niets van de verplaatsbaarheid wisten… Ook nu nog worden verreweg de meeste woningen opgeleverd zonder gebruiksaanwijzing, zonder bouwtekeningen en zonder revisietekeningen. Zelfs de aannemer die bij een verbouwing klaagt over het ontbreken van revisietekeningen vergeet meestal zelf ook om revisietekeningen achter te laten.
Dat moet anders. Want aanpasbaarheid begint bij informatie over hoe een gebouw in elkaar zit en waar vitale constructiedelen, leidingen en riolering zitten. Dat zou eigenlijk in een verplicht gebouwdossier te vinden moeten zijn, maar daarover een volgende keer meer.
Aanpasbaarheid begint ook bij demonteerbaarheid. Dat maakt het later eenvoudiger om onderdelen te veranderen, te vervangen of te slopen – en om bouwfouten te herstellen.
Maar aanpasbaarheid begint eerst en vooral bij het nemen van de verantwoordelijkheid voor een lange levensduur van gebouwen. Dat vraagt om een andere instelling dan tot nu toe in de bouw- en ontwikkelingssector gebruikelijk is. Het zou ons nu aardig wat leegstand en verloedering gescheeld kunnen hebben.
André Thomsen
In elk nummer van RenovatieTotaal geeft prof. ing. André Thomsen zijn mening over een aspect van ‘de renovatiewereld’. André Thomsen is als emeritus hoogleraar Woningverbetering en Woningbeheer verbonden aan het Onderzoeksinstituut OTB van de TU Delft en onder meer voormalig voorzitter jury Nationale Renovatie Prijs, thans Gulden Feniks.