Renovatie met de Flora- en faunawet

Juist bij renovatie- en restauratieprojecten kunnen zowel eigenaren als bouwbedrijven te maken krijgen met de Flora- en faunawet. Een aantal beschermde diersoorten komt namelijk veel voor in woningen en andere gebouwen.
 
‘Opmerkelijk hoe weinig mensen, ook in de renovatiesector, weten van het bestaan van de Flora- en faunawet. En dus ook geen idee hebben van de mogelijke gevolgen van deze wet.’ Dat concludeert Anja Koning van Loo Plan, na drie dagen op de Renovatiebeurs in Den Bosch. Loo Plan ondersteunt bedrijven met onderzoek naar (mogelijk) aanwezige beschermde diersoorten en geeft advies over de te volgen procedures.
Beschermde diersoorten  zijn bijvoorbeeld huismus, gierzwaluw en vleermuizen. Van deze soorten zijn de verblijfplaatsen het hele jaar beschermd, maar alle andere vogels zijn tijdens het broeden eveneens beschermd. Daarnaast zijn ook bepaalde plantensoorten beschermd en kunnen bomen eveneens geschikt zijn voor vleermuizen of jaarrond beschermde vogelnesten bevatten. Houd daarom bij het verwijderen van het groen rondom een gebouw of het plaatsen van steigers ook rekening met de Flora- en faunawet.
 
Huismus stopt renovatie
Niet alleen het doden, verstoren of beschadigen van de beschermde dieren en planten zelf is verboden. Aandacht moet ook uitgaan naar bescherming van de nesten of verblijfplaatsen. Voorbeelden van werkzaamheden waar Loo Plan in de praktijk vaak mee te maken krijgt, zijn vervangen van het dak, de goten en boeiboorden, maar ook werk aan schoorstenen en voegwerk of houtbekledingen van de gevel. En vergeet het isoleren van woningen niet; juist de oude (van na 1900 ) slecht geïsoleerde woningen zijn erg geschikt voor vleermuizen. Het kan gebeuren dat, als men niet op de juiste wijze met deze wet omgaat, een project stilgelegd wordt, met alle (ook financiële) gevolgen van dien.
‘Om te bepalen of er problemen op kunnen treden, zijn twee vragen van belang’, licht Koning toe. ‘In de eerste plaats óf er beschermde diersoorten aanwezig (kunnen) zijn. En vraag twee is: welke werkzaamheden worden in welke periode uitgevoerd. Dat betekent dat eigenlijk elk renovatie- of restauratieproject van tevoren moet worden gescand. Begin hiermee zo vroeg mogelijk in het planproces omdat de vervolgstappen als nader onderzoek en een ontheffingsaanvraag wel 1,5 jaar in beslag kan nemen.’
 
Op tijd beginnen met onderzoek
Loo Plan – maar ook andere adviesbureaus die zijn aangesloten bij het Netwerk van Groene Bureaus – kan vooraf een quickscan maken van het gebouw en de omgeving. Bij een quickscan bepaalt een ervaren ecoloog op basis van openbare bronnen en veldbezoek of er beschermde planten en dieren aanwezig zijn of verwacht kunnen worden. Zo ja, dan beoordeelt hij bovendien of de geplande activiteiten invloed hebben op deze beschermde soorten. De quickscan die het hele jaar kan worden uitgevoerd, geeft snel inzicht in welke werkzaamheden zonder problemen uitgevoerd kunnen worden, en of nader onderzoek nodig is.
De methode en periode voor nader onderzoek naar beschermde diersoorten is vastgelegd in landelijk geldende protocollen. Voor de huismus kan dit bijvoorbeeld alleen in de periode half maart – half juli. Dit maakt de doorlooptijd van het gehele traject lang. Als er in september een aanvraag komt om onderzoek te doen naar huismussen, moet er worden gewacht tot maart van het volgende jaar.
Vaak is Loo Plan boodschapper van slecht nieuws: geplande werkzaamheden kunnen niet worden uitgevoerd en opdrachtgevers moeten ook nog lang wachten op resultaten. Daarom hamert het bureau steeds op de boodschap: houd vroeg in het planproces rekening met de Flora- en faunawet: de risico’s zijn inzichtelijk en het is gunstig voor de doorlooptijd van het project.
 
Ontheffing en maatregelen
In het onderzoek wordt bovendien ingeschat of het ecologisch verantwoord is om de geplande werkzaamheden volgens planning uit te voeren. Is bijvoorbeeld de kans groot op het verstoren van nesten, dan kan het werk mogelijk toch doorgaan. Het is dan wel noodzakelijk ontheffing aan te vragen, waarbij meestal een werkprotocol én compenserende maatregelen worden opgesteld. In een ontheffing gaat het – naast locatiespecifieke maatregelen – om soortspecifieke maatregelen. Voor vleermuizen worden bijvoorbeeld speciale kasten gebruikt en voor vogels zijn er mussenvides of aangepaste dakpannen. De beschermde soorten stellen meestal hoge eisen aan hun (alternatieve) verblijfplaats.
 
Meer informatie: Loo Plan, De Steeg, (026) 351 41 74, www.looplan.nl
 

Flora- en faunawet
Sinds 2002 beschermt de Flora- en faunawet een groot aantal planten- en diersoorten. Iedereen, dus ook bij werken in de bouw, moet zich aan deze wet houden. De wet kent drie belangrijke elementen:
-De lijst van beschermde diersoorten (bijna 950 soorten), verdeeld in drie categorieën;
-Het verbod op het doden, verstoren of beschadigen van beschermde dieren en hun holen, nesten en eieren en het verbod op doden, beschadigen of plukken van beschermde planten;
-De verplichting om voldoende zorg in acht te nemen voor de in het wild levende dieren en planten.
 

 

Wie is verantwoordelijk?
De initiatiefnemer is verantwoordelijk voor de naleving van de Flora- en faunawet. Dit is vaak de opdrachtgever en hij is verantwoordelijk om flora- en faunagegevens te overhandigen. Dit betekent niet dat opdrachtnemers geen verantwoordelijkheid hebben. Net zoals men klanten informeert over een omgevingsvergunning, kan dit ook betreffende de Flora- en faunawet.
De Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) verricht de bestuurlijke handhaving. Deze dienst controleert de ruimtelijke ingrepen en wordt getipt onder andere via hun digitale meldingsformulier.