Installatietechniek netjes in Rijksmonument ingepast

Artikel delen



In 2011 werd de Johan Willem Frisokazerne in Ede overgedragen aan de gemeente Ede. Op het terrein komt woningbouw en in een deel van het Rijksmonumentale kazernecomplex is vorig jaar het Akoesticum gevestigd, als nationaal trainingscentrum voor muziek, dans en theater. Om de zalen, hotelkamers en algemene voorzieningen geschikt te maken voor hun nieuwe functies, zijn de benodigde installatietechnische voorzieningen ingenieus in het monumentale gebouw ingepast.
 
Tekst: Paul Engels
 
‘Alle oude installaties in het gebouw zijn vernieuwd, toegespitst op het gevarieerde gebruik van de ruimten’, legt ir. Maurice Koolen van Complan uit. ‘Want de ene keer zit er een strijkkwartet te oefenen en de andere keer is dat een paar honderd man. De oefenruimten zijn meestal niet tegelijk in gebruik. Daarom is de opzet geweest om de capaciteit van installatietechnische voorzieningen slim te benutten. Met name de ventilatie is op die verdeelfilosofie gedimensioneerd. Via aanwezigheidsdetectie en CO2 metingen reageert het ventilatiesysteem in welke ruimte (extra) frisse lucht nodig is. Het voorkomt ook dat je overal veel capaciteit in het gebouw moet realiseren.’
Er is ook helemaal geen plek voor grote kanalen in dit gebouw uit 1906. Dat zijn zaken die in bouwteamverband zijn uitgedokterd. Door optimalisatie konden niet alleen kleine luchtbehandelingkasten worden gekozen, ook konden de plafonds meer hoogte krijgen, belangrijk voor de beeldkwaliteit van het monument. Alles hangt met alles samen in zo’n bijzonder gebouw met een bijzonder gebruik.
 
Programma van eisen
Harold Lenselink geeft aan dat de belangstelling voor het Akoesticum groot is. Er worden cursussen gegeven voor kleine groepen, symposia voor grote gezelschappen en soms zijn er internationale, meerdaagse concoursen waar veel gasten op afkomen. Daarbij biedt de overnachtingsmogelijkheid uitkomst. De organisatie richt zich ook op bedrijven die bij een evenement iets van cultuur krijgen voorgeschoteld. De Akoesticum-directeur: ‘We hebben met het programma van eisen ingestoken op een bepaalde bezetting. Het is soms echter bijzonder druk. We hebben wel eens duizend man over de vloer. In de tuinkamers loopt dit op tot 200 man en dan kan het wel eens iets te warm worden. Je moet ook de luchtvochtigheid in de gaten houden, want instrumenten en het spel daarop zijn gebaat bij een constante luchtvochtigheid. We zijn hier en daar nog aan het finetunen, bijvoorbeeld om in de tuinstudio’s ramen makkelijker te kunnen openen, maar we zitten natuurlijk ook met het voorkomen van geluidoverdracht tussen de ruimten onderling. In het algemeen zijn de condities en het comfort van het gebouw zo plezierig, dat men hier graag komt repeteren. Het is natuurlijk ook een prachtige ambiance.’
 
Oude glorie terug
De Johan Willem Frisokazerne is in neorenaissancestijl opgetrokken. Het voorgebouw van 140 meter lengte ligt aan een open voorterrein. Maurice Koolen: ‘Begin 1900 werden de eerste stenen gebouwen voor de legeronderdelen gebouwd, met de nodige grandeur. Na bombardementen in de Tweede Wereldoorlog zijn echter veel functionele renovaties uitgevoerd, waarbij het gebouw flink werd versoberd. Het kazernegebouw verloor zijn gebouwschoonheid.’ Lenselink: ‘Gelukkig heeft Achitectuurbureau Sluijmer en van Leeuwen aan de hand van foto’s veel elementen van het oorspronkelijke ontwerp weer teruggebracht, zoals de trapgevels, dakkapellen en houten paneeldeuren als toegangsdeuren. Het interieur heeft zijn oorspronkelijke kleurstelling van deuren, kozijnen en muren terug en toevoegingen uit vorige decennia zijn ongedaan gemaakt. Voorts zijn achter het hoofdgebouw twee serres toegevoegd, waardoor een nieuwe ontsluitingsas is ontstaan. Deze as functioneert als centrale (ontmoeting)straat en vervangt de oorspronkelijke ontsluitingsgang, die niet toereikend zou zijn voor de verwachte aantallen mensen.’
Voor Complan de opgave om aspecten als verduurzaming een goede plek te geven. Het gebouw was energetisch zeer slecht. Daarom is het gebouw voorzien van hoogwaardige isolatie aan de binnenzijde. De oorspronkelijke houten ramen zijn gerestaureerd en binnen de oude detaillering voorzien van zeer dun isolerend monumentenglas. Ook het dak is geïsoleerd. Opvallend is de doos-in-doos constructie voor het auditorium. Er liggen vier vleugels achter het hoofdgebouw en tussen de middelste twee was een overkapping gemaakt om legervoertuigen droog op te stellen, met een fraaie stalen constructie waarbinnen het auditorium is gemaakt. Het bijzondere is dat de foyerruimte rond de doos als een soort megaspouw werkt, waar de temperatuur wat lager kan zijn dan in het auditorium.
 
Warmtevraag gedaald
Jako Koel van Wolter & Dros haakt in: ‘Die grote zaal heeft een zelfstandige klimaatzone met een ventilatie-unit waarin verwarming en koeling zijn geïntegreerd. De lucht wordt op een onopvallende plek op het dak ververst. De toevoer in de ruimte via de plafondunits is visueel weggewerkt en de afzuiging van de lucht in de zaal is heel fraai in de akoestische wand opgenomen. De ruimte rond de zaal, de ‘megaspouw’, wordt met vloerverwarming op temperatuur gehouden. De verwarming voor het hele complex draait op een bestaande ketel die in een apart gelegen ketelhuis staat. Die heeft voldoende capaciteit voor verwarming van de kleinere zalen, de algemene ruimten en de hotelkamers. Te meer daar door de na-isolatie van gevels en dak en de inzet van warmteterugwinning voor de ventilatie de warmtevraag drastisch is gereduceerd tot circa 60 procent van het oorspronkelijke vermogen.’
Het grootste deel van de kleinere zalen, keuken en ontmoetingsas maakt gebruik van een ventilatiekast die een plek in de voormalige sanitaire groep heeft gekregen. Het voorgebouw, met de hotelkamers, heeft aan weerskanten ruimten waar de technische voorzieningen zijn ‘ingepuzzeld.’ De hotelkamers hebben allemaal een eigen doucheruimte met aparte ventilatielucht toevoer- en afzuiging. Jako Koel: ‘Door te kiezen voor een opdeling van functies en voorzieningen hebben we voorkomen dat er grote kanalen door het gebouw lopen. Op sommige plekken liggen de leidingen in het zicht, zoals in de kantoorruimten, maar op monumentaal gevoelige plekken zijn die keurig uit het zicht aangelegd, zoals de ventilatieopeningen die zijn weggewerkt in oude kozijnen.’
 
Ook akoestiek belangrijk
Tevens is nauwlettend naar de akoestiek gekeken. Lenselink: ‘Bij een auditorium heb je ook sprekers en moet het geluid bovendien achterin hoorbaar zijn. Bij repetitiezalen zijn zaken als lengte van galm belangrijk. Zang vraagt een andere galmlengte dan koper en slagwerk. Er is veel onderzoek gedaan met computersimulaties en al, wat geresulteerd heeft in een mix aan maatregelen, van voorzetwanden tot flexibel te gebruiken gordijnen.’ Koolen: ‘Belangrijkste is dat men elkaar niet stoort. Daarom zijn op verschillende plaatsen akoestische wanden aangebracht en zijn alle vloeren zwevend gemaakt. Deels wordt het geluid weerkaatst en deels geabsorbeerd.’ Koel: ‘En als wij dan met een leiding door een wand en ruimte moesten, zijn die leidingen bewust onder de zwevende vloer aangelegd om geluidoverdracht te voorkomen.’