Renovatie zonder gevelisolatie ondenkbaar
Of een slecht geïsoleerde schil of een verouderde gebouwinrichting de aanjager is van een renovatieaanpak van een woning of kantoorpand is eigenlijk niet zo belangrijk. Wat wél geldt: bij de daadwerkelijke renovatie wordt nagenoeg altijd de gebouwschil aangepakt. Daarvoor zijn veel mogelijkheden, van isolatie aan de buiten- of binnenzijde of in de spouw, met natuurlijke materialen, voor als de buitenzijde ook wel een ‘opkikker’ kan gebruiken, en – tegenwoordig steeds belangrijker – ook veel aandacht voor de luchtdichtheid.
Mét het aanbrengen van isolatie – of dat nu aan de binnen- of aan de buitenzijde gebeurt – wordt direct de warmte-isolatie van de gevel verbeterd. En die verbetering is veelal van blijvende waarde. Behalve dat door het aanbrengen van isolatie de energiekosten lager worden, is het ook beter voor het milieu. En vooral bij renovatie geldt: als de isolatie aan de buitenzijde wordt aangebracht, is in veel projecten niet meer te zien dat het hier om oude woningen gaat. Een oppepper voor de buurt.
Geschikt voor renovatie
Niet alle isolatiematerialen zijn handig om in de renovatie te worden toegepast, zoals plaatmateriaal dat in de nieuwbouw in de spouw wordt gebruikt. Bestaande spouwen worden veelal gevuld met schuim (PUR, EPS of UF), korrels (perliet, PS-schuim, (bio)-eps-parels) of vlokken (steenwol of glaswol). Spouwisolatie is de goedkoopste manier om te isoleren, maar de haalbare energiebesparing wordt veelal beperkt door de breedte van de spouw. De isolatiewaarden van de verschillende materialen ontlopen elkaar niet veel. De meeste woningen hebben slechts een spouw van 6 cm, mét isolatie levert dat een gemiddelde Rc-waarde op van 1,6 m2.K/W.
Plaatmateriaal in de spouw kan weer wél worden toegepast als het buitenspouwblad wordt verwijderd. Deze methode is de laatste jaren met succes bij een aantal projecten uitgevoerd. Er kan dan gekozen worden voor hoogwaardige, maar relatief dunne isolatie. Daardoor is het opmetselen van een nieuw buitenblad weer op dezelfde fundering mogelijk, een belangrijke voorwaarde om een renovatie financieel haalbaar te maken.
Plaatmaterialen aan de buitenzijde zijn alleen mogelijk als het buitenaanzicht van een pand mag wijzigen. Bij – vooral – bakstenen gevels met veel siermetselwerk en fraaie details is een aanpak van de buitenzijde meestal niet toegestaan.
Buiten- of binnenisolatie
Om een woning of bedrijfspand aan de buitenzijde in te pakken, zijn er diverse mogelijkheden: met platen van (geëxpandeerd of geëxtrudeerd) polystyreenschuim of cellulair glas. Daarmee is elke isolatiewaarde haalbaar, zelfs tot Rc = 10 ofwel passiefhuisniveau. Ook een houten of aluminium regelwerk met glas- of steenwolplaten is mogelijk. De kosten van de isolatie zijn niet alleen afhankelijk van de gewenste isolatiewaarde (dikte), maar ook van de uiteindelijke afwerking: sierpleisterwerk, metselwerk, steenstrips, platen van aluminium, kunststof of hout, leien, enzovoort. Hiermee krijgt het gerenoveerde project meteen een gloednieuw uiterlijk. Dat geldt ook voor een tegenwoordig vaak toegepaste methode: een kant- en-klare combinatie van isolatieplaten met steenstrips: relatief licht in gewicht en snel en eenvoudig aan te brengen. Nog vaak blijkt een bakstenen uiterlijk (in Nederland) toch de voorkeur van bewoners en woningbouwcorporaties te hebben.
Als behoud van het uiterlijk van een gevel voorop staat, zit er niets anders op dan de gevel aan de binnenzijde te isoleren. Vooral voor woningen geldt dat het bruikbare vloeroppervlak wordt verkleind én tijdens de werkzaamheden is het geen optie is dat bewoners in hun woning blijven. Isolatie aan de binnenzijde gebeurt veelal via een zogenoemde voorzetwand. Deze kan bestaan uit een stijl- en regelwerk waartussen plaatmateriaal (steenwol, glaswol, polystyreenschuimplaten, celluloseplaten) wordt aangebracht. Maar ook natuurlijke isolatiematerialen komen hiervoor in aanmerking, zoals platen of dekens van houtvezels, schapenwol en vlas- of hennepwol. Belangrijke eigenschap van deze natuurlijke materialen is dat deze naast een hoog warmte-accumulerend vermogen ook een vochtregulerend vermogen.
Daarmee zijn de mogelijkheden voor binnenisolatie nog niet uitgeput. De laatste jaren zijn ook de meerlaagse isolatiefolies en zogenoemde vacuümpanelen sterk in opkomst. Deze materialen hebben een geringe dikte (20 tot 40 mm) zodat zoveel mogelijk binnenoppervlak behouden blijft. Daarbij hebben ze een relatief hoge isolatiewaarde. Bij vacuümisolatieplaten bestaat de kern uit samengeperst pyrogeen kiezelzuur, dat na vacuümtrekken in een zeer dampdichte folie leidt tot panelen. Deze panelen worden in de fabriek op maat gemaakt en kunnen niet op de bouwplaats op maat worden gezaagd omdat anders de isolatiewaarde verloren gaat. Voorbereiding is hier dus het halve werk.
Behalve de platen en panelen, zijn er nog de cellenbetonblokken die – gestapeld aan de binnenzijde – eveneens als isolatiemateriaal kunnen dienen. Het thermisch vermogen ontlenen de blokken aan een toevoeging (aan zand, kalk, cement en water) van een beetje aluminiumpoeder dat voor lucht in de elementen zorgt, en dus voor het isolerend vermogen.
Luchtdichtheid van belang
Behalve de toepassing van een geschikt isolatiemateriaal op de juiste plaats, wordt tegenwoordig veel aandacht besteed aan de luchtdichtheid. Ofwel: luchtlekken voorkomen. Dat heeft, behalve met de voorbereiding (goede detaillering) ook veel te maken met de uitvoering.
Voor een goed sluitende isolatielaag geldt dat de platen goed tegen elkaar moeten sluiten (vezels die in elkaar grijpen zijn ‘dichter’ dan harde platen die stuiten), in twee lagen met naden die elkaar overlappen, én waarvan de naden nog eens worden afgeplakt. Tel daarbij op de luchtdichtheid van de aansluitingen van verschillende materialen. Bijvoorbeeld bij de kozijnen. Daarvoor zijn veel afdichtingsmogelijkheden en bedrijven die zich in deze oplossingen hebben gespecialiseerd. Banden, tapes, kitten en schuimen hebben veelal elk hun eigen toepassingen bij bepaalde materialen. Het gebruik van de PUR kitspuit als allerlaatste redmiddel is daarbij meestal geen optie meer.
Om zo min mogelijk aansluitingen op de bouwplaats te moeten maken, is prefab ook in de renovatie sterk in opkomst. Voor een compleet gevelelement geldt dat alleen de aansluitingen met het casco nog gemaakt hoeven te worden; de aansluitingen bij raam- en deurkozijnen zijn al in de fabriek luchtdicht gemaakt. Testen van de luchtdichtheid – onder meer met een blowerdoortest en/of infraroodmetingen – kunnen nog eventuele onvolkomenheden opleveren.