“Alleen door de krachten te bundelen kunnen we het woningtekort aanpakken”
“Wonen betekent meer dan een dak boven je hoofd. Goed bouwen is niet alleen stenen stapelen, maar vormt ook het cement in de samenleving met eerlijke kansen op gezond, betaalbaar en veilig wonen. Bouwen is daarmee vooral ook een sociale opgave.” Met die woorden omschreef Kim Putters, voorzitter van de Sociaal-Economische Raad (SER) het belang van wonen in een van zijn eerste verkenningen als SER-voorzitter. Dat deed hij in het voorwoord van de verkenning Hoe wonen werkt, die in december 2022 is verschenen. We zijn niet alleen ruim twee jaar verder; er is ook een nieuw kabinet met partijen die destijds nog niet in de Trêveszaal zaten. Hoe kijkt Kim Putters terug op de afgelopen jaren en hoe kijkt hij vooruit op het gebied van wonen en volkshuisvesting?

Kim Putters
U bent sinds september 2022 voorzitter van de SER, wat is u in de afgelopen jaren het meest opgevallen qua volkshuisvesting en wonen?
“Het woningtekort is een breed probleem, maar treft in het bijzonder starters en werknemers met een onzekere arbeidsrelatie of huurcontract. Vooropgesteld: de SER is niet pur sang bezig met volkshuisvesting en wonen. We hebben als SER wel eind 2022 een verkenning gepubliceerd, Hoe wonen werkt. En aan de titel van die verkenning zie je al dat bij de SER wonen heel verweven is met andere vraagstukken. Wonen is niet slechts een op zichzelf staand probleem, maar raakt aan zaken zoals het investeringsklimaat, de arbeidsmarkt en sociale samenhang. Het tekort aan woningen heeft dan ook een direct effect op de beschikbaarheid van arbeidskrachten. Wat wij zagen in die verkenning – dat blijkt ook uit analyses van de planbureaus – is dat vooral praktisch opgeleiden vaak gebonden zijn aan hun regio. Zij zijn vaak meer op de eigen regio gericht en minder snel geneigd te verhuizen voor hun werkzaamheden. Als zij geen woning kunnen vinden, heeft dat verstrekkende gevolgen voor de lokale economie, bedrijvigheid en het sociale leven.”
Wonen is een grondrecht, zei u destijds in 2022. Toch heeft lang niet iedereen uitzicht op goed wonen. Hoe kan dat?
“Dat heeft alles te maken met een onderschatting van de centrale rol die volkshuisvesting speelt in het leven van mensen. De term ‘volkshuisvesting’ verdween zelfs uit de benaming van de departementen. Woningcorporaties, die juist waren opgericht als hybride organisaties met veel zeggenschap van bewoners, werden commerciëler. Het paste in het neo-liberale gedachtengoed dat de afgelopen decennia in Nederland overheersend was en waarbij de overheid een stap terug zette. Nu hoeft het niet erg te zijn dat woningcorporaties commerciëler kunnen zijn. De kern is dat er samenwerking nodig is tussen de overheid, woningcorporaties en bedrijven met hun goede antenne voor de woningbehoefte. Juist die samenwerking is de afgelopen jaren te veel op de achtergrond geraakt. Een gebrek aan regie heeft bijgedragen aan de huidige scheefgroei. De oplossing ligt in het opnieuw organiseren van die samenwerking.
Het zorgde ook voor ongelijkheid op de woningmarkt. Mensen met hogere inkomens kunnen zich vaak wel redden, maar het zijn juist de kwetsbare groepen die in de knel komen. Denk aan jongeren met een studieschuld of ouderen die vastzitten in een huis dat niet meer bij hun behoeften past. Wonen is een basisbehoefte, en we moeten ervoor zorgen dat niemand achterblijft. En ja, daarin vervult de overheid een belangrijke rol. Sterker nog: dat is zelfs verankerd in de Grondwet, waarin staat dat de overheid een hele belangrijke verantwoordelijkheid heeft voor het goede wonen in ons land.”
Welke oplossingen ziet u, naast het simpelweg bijbouwen van woningen?
“Het is iets dat we samen moeten oplossen, dus ook waaraan burgers kunnen meehelpen. We moeten het in ieder geval slimmer aanpakken met z’n allen. Bijvoorbeeld door slimme woonarrangementen. De overheid kan dit stimuleren door het aantrekkelijk te maken met belastingmaatregelen. En daar past ook in dat het makkelijker moet worden om vermogen door te kunnen geven naar je kinderen.
Een ander aspect, dat ik in dit kader graag wil noemen, past goed bij gemeenten. Als er gebouwd wordt in een gemeente – nieuwbouw dan wel grootscheepse renovatie – is het belangrijk de burgers voldoende inspraak te geven aan de voorkant van de projecten. Die zeggenschap lijkt heel logisch, maar het gebeurt nog niet voldoende. En als je wilt voorkomen dat projecten vertraging oplopen doordat burgers tot aan de Raad van State procederen tegen die woonprojecten, zul je ze er eerder bij moeten betrekken.
Daarnaast moeten we verder kijken dan alleen naar nieuwbouw. Slim omgaan met de bestaande woningvoorraad is minstens zo belangrijk. Denk aan het verbeteren van de doorstroming: oudere bewoners die nu in grote huizen wonen, moeten worden aangemoedigd om te verhuizen naar kleinere, levensloopbestendige woningen. Ook het combineren van wonen en zorg kan bijdragen aan een betere verdeling van de woningvoorraad.
In sommige stedelijke gebieden is de lucht in bouwen een optie. Dat moet duurzaam en veilig gebeuren, en het biedt ruimte voor creatieve oplossingen. Het is wel nodig om bij nieuwbouw nu al goed vooruit te kijken, want je zet woningen wel neer voor 20 à 30 jaar en waarschijnlijk nog langer. Dus wie zijn de huidige en de daaropvolgende bewoners van die woningen, die wel moeten voldoen aan bepaalde doorstroomeisen? Dat is wellicht koffiedik kijken, wat niet eenvoudig is. Maar goed, niemand heeft gezegd dat dit makkelijk is. Ik heb er overigens wel vertrouwen in dat we die knappe koppen in Nederland hebben: adviescolleges, wetenschappers, onderwijs- en kennisinstellingen. We hebben een ontzettend stevige basis om de goede beslissingen te kunnen nemen.”
Zoals door het nieuwe kabinet. Dat wil jaarlijks 100.000 woningen bouwen, waarvan tweederde betaalbaar moet zijn. Is dat haalbaar?
“Het is een ambitieuze doelstelling, maar ambitie is nodig. Het vraagt om een bredere blik. En dan kom ik toch weer terug op mijn eerdere punt: samenwerking. Wat heeft een bepaalde regio nodig? Wat voor vormen van bedrijvigheid heeft een bepaalde regio nodig? Welk type werknemers willen daar dan wonen? Wat voor voorzieningen heb je nodig? Dan stuur je niet vanuit alleen de overheid of vanuit het bedrijfsleven; dat doe je samen.
Neem nu de Brainport Eindhoven, zowel vanuit mijn rol als Universiteitshoogleraar Brede Welvaart aan de Tilburg University als vanuit de SER gaan we binnenkort op werkbezoek bij ASML. Zij trekken kennismigranten aan, die hier ook willen wonen. Maar wat voor type kennismigranten trek je aan als bedrijf? Blijven ze hier een paar jaar, of zijn dat werknemers die waarschijnlijk langer blijven? Het is lastig om dat allemaal van tevoren te weten, maar je kunt op basis van ervaringsgegevens berekenen welk percentage in Nederland een relatie zal vinden en dus in die regio Eindhoven een gezin gaat beginnen. Dat heeft uiteraard effect op het soort woningen dat je in deze regio nodig hebt. Voor de bijdrage van de Brainportregio aan onze brede welvaart – dus zowel een aantrekkelijk investeringsklimaat als een fijne sociale omgeving om in te wonen – is het cruciaal om hier de goede afwegingen te maken.”
Minder regels is een mantra van het nieuwe kabinet. Is dat haalbaar?
“Misschien niet louter minder regels, maar wel: andere regels. Vergeet ook niet: regels zijn er vaak niet voor niets. Ze dienen onder meer om veiligheid te waarborgen of verduurzaming te stimuleren. Maar je komt wel op een punt dat we ook door de hoeven van het systeem kunnen zakken, waarin we verstrikt raken in een wirwar van regels. Dat is waar momenteel veel huishoudens en bedrijven tegenaanlopen. Wat nodig is, is een balans: regels moeten bijdragen aan de opgave, niet de voortgang belemmeren. Door lokale opgaven centraal te stellen, kunnen we regels aanpassen om processen te versnellen. Dat vraagt wel om transparantie en betrokkenheid en meebewegen van alle partijen.”
De problemen op de woningmarkt houden jongeren tegen in hun ontwikkeling. Hoe lossen we dat op?
“Dat heeft het jongerenplatform van de SER ook in een verkenning onder woorden gebracht. Jongeren hebben te maken met een opeenstapeling van vraagstukken. Een studieschuld, het gebrek aan betaalbare woningen en onzekerheid of je een hypotheek kunt krijgen. Dat alles vormt een drempel voor zelfstandigheid en wat je kunt noemen ‘een uitgesteld leven’. Ze beginnen bijvoorbeeld ook veel later aan een gezin. En om die jong volwassenen aan geschikte woningen te laten komen is een goede doorstroming van iets oudere Nederlanders noodzakelijk.”
Welke rol spelen woningcorporaties in de oplossing van deze problemen?
“Woningcorporaties zijn onmisbaar. Als je kijkt naar de bestaande woningvoorraad die niet voldoet aan het gezond en duurzaam wonen en je ziet wat de woningcorporaties daarop inzetten, dan ben ik er wel van overtuigd dat we met hen een belangrijke speler hebben voor het oplossen van problemen.
Maar ook zij moeten samenwerken met andere partijen, zoals gemeenten en het bedrijfsleven. Alleen door de krachten te bundelen kunnen we het woningtekort aanpakken. Die sociale verbinding, daarin zijn corporaties goed. Samenwerking tussen bewoners, corporaties en gemeenten kan de leefbaarheid en doorstroming verbeteren. En daarbij passen ook vernieuwende initiatieven. Denk aan wooncoöperaties waarbij bewoners samen eigenaarschap nemen over hun woonomgeving. Dit kan zorgen voor meer sociale cohesie en maatwerkoplossingen.”
Dat gezegd hebbende, hoe denkt u hoe Nederland woont in 2030?
“Hopelijk hebben we dan in ieder geval meer woningen dan nu. Tegelijkertijd verwacht ik dat er ook al in 2030 innovaties plaatsvinden op het gebied van wonen.
Ik wens ons allen ook toe dat we in 2030 op een verstandige manier met onze leefomgeving, wonen en natuur omgaan. Dat we niet teveel bouwblokken en betonwijken neerzetten. Ik heb daar goede hoop op.
Maar het meeste hoop ik dat we in 2030 kunnen zeggen dat we de meest kwetsbare groepen hebben geholpen. Want als je nauwelijks kunt rondkomen; je woont in een slecht geïsoleerde woning; en je bent altijd als laatste aan de beurt bij veranderingen in de wijk of in de buurt, dan leef je gewoon korter. En je kinderen leven eveneens in een ongezonde omgeving. Dus ik hoop dat we in 2030 de wijken hebben weten te vernieuwen die nu nog slecht geïsoleerd zijn; en passende woningen hebben gebouwd voor deze groepen inwoners.
En dit alles wel op een manier dat het qua natuur en stikstofuitstoot mogelijk is, en niet alles weer op slot gaat en er een bouwstop komt. Want hoe mooi zou het zijn als we in 2030 terugdenken en zeggen: hè, wat fijn hè, dat we in 2025 van het slot gingen.”