Pompen, bouwhistorisch relevant?

Artikel delen

Tijdens bouwhistorisch onderzoek in situ kom je verrassend veel verschillende soorten pompen tegen. Zowel handbediende waterpompen (zuigerpompen) als allerhande pompen in een industriële omgeving. De vraag dringt zich op: in hoeverre moet je als bouwhistoricus aandacht besteden aan pompen tijdens het bouwhistorisch onderzoek en ze meenemen in de waardestelling?

Bouwhistorisch onderzoek beperkt zich niet alleen tot de fysiek aanwezige constructies, materialen en afwerkingen. Ook zal de nodige aandacht behoren uit te gaan naar de aanwezige installaties. Historische installaties zijn in het verleden ontwikkelde, samenhangende en voor die tijd veelal technisch hoogstaande systemen incl. benodigde machines, met als doel het bewonen en/of gebruiken van gebouwen comfortabeler en gemakkelijker te maken. Oude installaties vertellen dus veel over de wijze waarop gebouwen werden gebruikt.

Ketelhuis

Vorig jaar werd mij een opdracht gegund voor een bouwhistorisch onderzoek van het ketelhuis van de Van Nellefabriek in Rotterdam. De focus lag daarbij op de niet-gebouwgebonden installaties. Dan kom je onder andere in aanraking met allerlei type pompen en pompsystemen, zoals centrifugaal pompen voor het (rond)pompen van verwarmingswater en tapwater, getrapte centrifugaal pompen voor de aanvoer van voedingswater in de oliegestookte ketels, tandwielpompen voor het transport van olie vanuit de voorraadtank via een voorverwarmer naar de oliebranders, enz. Dan is het wel noodzakelijk kennis te hebben van verschillende soorten pompen met hun eigen toepassingsgebied om het industriële proces in zo’n ketelhuis te kunnen doorgronden en te beschrijven.

Een ‘Weise Söhne’ warmwater centrifugaalpomp, type 150 met een capaciteit van 3000 liter/min. met zuig- en persafsluiter en aangedreven door een 7,5 pk. elektromotor met schakelaar en fundatieplaat.

Een ‘Weise Söhne’ warmwater centrifugaalpomp, type 150 met een capaciteit van 3000 liter/min. met zuig- en persafsluiter en aangedreven door een 7,5 pk. elektromotor met schakelaar en fundatieplaat.

Viscositeit

De keuze van een bepaald type pomp is onder meer afhankelijk van de viscositeit, de temperatuur en de mate van vereiste nauwkeurigheid van de te verpompen vloeistof. Onder viscositeit wordt verstaan de mate van vloeibaarheid, of de weerstand die de vloeistof biedt tegen stroming. Een andere term voor viscositeit is dikvloeibaarheid. Hoe hoger de viscositeit, hoe meer kracht er uitgeoefend moet worden tijdens het verpompen. Ook zijn vloeistoffen boven een bepaalde viscositeitsgrens niet meer te verpompen met centrifugaalpompen. Het principe van centrifugaalpompen is dat de te verpompen vloeistof met behulp van centrifugaalkrachten, als gevolg van hoge rotatiesnelheden, wordt rondgepomp. Wanneer de viscositeit te hoog is, gaat dat niet meer. Dan moet uitgeweken worden naar een type pomp volgens het verdringerprincipe.

Tandwielpomp

Een type pomp volgens het verdringerprincipe is bijvoorbeeld een tandwielpomp. Die kan zowel bestaan uit een tandwielpomp met uitwendige als met inwendige tanden. We beperken ons nu tot die met uitwendige tanden. Deze bestaat uit twee tandwielen die in tegenovergestelde richting van elkaar draaien. Eén tandwiel wordt rechtstreeks door de as van de motor aangedreven (drijvende tandwiel). De andere wordt aangedreven door het drijvende tandwiel. Aan de zuigkant draaien de tandwielen uit elkaar en aan de perskant grijpen de tandwielen in elkaar. Met tandwielpompen kunnen hoge visceuze vloeistoffen (zonder vaste bestanddelen) worden verpompt met hoge temperaturen. Bovendien zijn ze gemakkelijk regelbaar.

Principe van een tandwielpomp met uitwendige tanden.

Principe van een tandwielpomp met uitwendige tanden. Links is de te verpompen vloeistof vanaf de zuigzijde aangezogen en vult in het pomphuis de ruimte voor de tandwielen. In het midden zijn de tandwielen begonnen met draaien en wordt de vloeistof getransporteerd van de zuig- naar de perszijde. Rechts verlaat de vloeistof het pomphuis aan de perszijde doordat de tandwielen weer in elkaar grijpen en de vloeistof verdringen.

Uit bouwhistorisch onderzoek van het Ketelhuis van de Van Nellefabriek bleek dat de zwaarste soort stookolie werd gebruikt die, om gemakkelijker te kunnen verpompen en optimaal te kunnen verbranden, moest worden voorverwarmd tot circa 110 °C. De stookolie werd voorverwarmd met hete stoom. De ondergrondse transportleiding van de bunkerboot naar de voorraadtank werd verwarmd met een stoomleiding. Onder in de voorraadtank bevindt zich een stoomspiraal voor opwarming van de te verpompen stookolie. Voordat de olie in de branders werd gespoten, werd deze door een olieverhitter op de juiste temperatuur voorverwarmd. Het transport gebeurde met twee ‘kracht’ tandwielpompen met 1,5 pk elektromotor op fundatieplaat met de nodige (geïsoleerde) stoom- en olieleidingen, meters, dubbel oliefilter en stalen druipbak.

Twee tandwielpompen

Op de stalen druipbak staan de twee ‘Kracht’ tandwielpompen voor het verpompen van hete olie.

Onderzoek industrieel erfgoed

Het productieproces bij industriële gebouwen of complexen, of zoals bij een ketelhuis waar processtoom wordt opgewekt voor de aandrijving van andere bedrijfsprocessen, vormt als het ware het technische hart van de fabriek. Zou je een industrieel gebouw of complex dan niet moeten benaderen vanuit het productieproces om te begrijpen hoe zo’n gebouw of complex van gebouwen tot stand is gekomen? Dan vormt gek genoeg gezegd het fysieke gebouw de omhulling. Niet bedoeld in de zin van minderwaardig, maar wel op de tweede plek. Pompen vormen een belangrijke schakel in het geheel van het industriële proces en kennis over pompen is daarbij onmisbaar.

Eerder artikel over historische installaties