Glas als versiering

Artikel delen

Wie denkt dat glas vooral wordt gebruikt als (blank) vensterglas in ramen en deuren, heeft gelijk. Maar dat geldt vooral voor moderne toepassingen. In het verleden werd glas in veel meer vormen en soorten gebruikt. Glazen bouwstenen, glazen vloer- en wandtegels en draadglas met kippengaas erin zijn nog maar enkele voorbeelden. Belangrijk is vooral dat deze producten worden herkend, en vervolgens worden beschermd en behouden.

Tekst: Carla Debets Bouwtekst
Beeld: Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed

Opmerkelijk is dat veel ‘andersoortige’ glasproducten zij ontwikkeld in Amerika. Zoals speciaal gevormde glazen vloertegels om kelders te verlichten of glazen bouwstenen waarmee muren konden worden gemetseld.

Gegoten glas
Een groot deel van de oude glasproducten wordt of werd met de hand gegoten op een vlakke tafel of in een vorm, en was vaak niet of nauwelijks doorzichtig.
– kathedraalglas: glas met een onregelmatige bobbelstructuur. Vooral in het begin van de 20e eeuw werd dit glas veel toegepast in bovenlichten, in groen, oranje en geel. Daarmee was het een goedkoop alternatief voor het veelkleurige glas-in-lood. Tegenwoordig worden er meerdere soorten en uitvoeringen machinaal vervaardigd, naast het originele ‘Tischkathedral’;
– figuurglas: van oorsprong gemaakt door glas uit te gieten en uit te walsen op een tafel die was voorzien van een ornament. Daardoor had het glas aan één zijde een patroon en de andere zijde was relatief glad. Er komen tientallen soorten voor, zoals gehamerd glas, waterglas en geribd glas. Figuurglas is vooral gebruikt in gevels, maar ook in (tocht)deuren en binnenramen waar geen inkijk was gewenst. Een deel van het figuurglas is nog leverbaar, of – als het om grote hoeveelheden gaat – opnieuw te maken;
– opaakglas: ondoorzichtig vlakglas, door en door gekleurd in de massa. Het is onder meerdere namen op de markt, zoals marmerglas en marbriet, en werd geleverd in diktes van 4 tot ruim 100 millimeter. Veelal had dit glas een gepolijste voorzijde en soms een geribbelde achterzijde. In de Verenigde Staten werd dit glas veel toegepast in de art deco; in Nederland onder meer voor wandbekleding en dan vooral in zwart en wit. Het opaakglas is meestal egaal van kleur; er bestaat echter ook een glas dat op marmer lijkt, maar géén opaakglas is; dit laat namelijk wél licht door;
– ventilatieglas: voor ventilatie van ruimtes gebruikte men ook wel geperforeerd glas, met vele kleine, trechtervormige gaten. De trechtervorm verspreidde de binnenkomende lucht direct, zodat er geen tocht ontstond. Mede vanwege isolatie-eisen werd deze vorm van ventilatie later vervangen door glasjaloezieën: smalle strookjes glas in een metalen frame. Hierdoor kon de ventilatie bovendien beter geregeld worden;
– draadglas: veiligheidsglas met een wapening van metalen draden die vooral bedoeld waren om het glas in geval van breuk bij elkaar te houden. Vroeger werd hiervoor wel kippengaas gebruikt. Draadglas komt zowel voor als ondoorzichtig (bruteglas) als doorzichtig (spiegeldraadglas) glas;
– Dalle de Verre, Smalti, mozaïekglas en Graniver: allemaal glassoorten die vooral als wand- en vloertegels zijn toegepast. Dalle de Verre betreft glastegels van circa 20 x 30 x 2,5 centimeter, met name in 16e en 17e eeuwse kerken in Europa. Gevat in steen of klei vormde het een soort pre-glas-in-lood. In de jaren 60 en 70 werd het als glas-in-beton ook als kunstvorm toegepast. Graniver wordt ook wel glasgraniet of steenglas genoemd: geperste glastegels, ontwikkeld door een glasfabriek in Leerdam, en onder meer toegepast in de vloeren van jachtslot Sint Hubertus.

Prismaglas
Prismaglas is een glas dat geschikt is om daglicht ver en verspreid in een ruimte te brengen, door reflectie en breking. Het wordt in mallen gegoten en geperst, meestal in de vorm van tegels. In gebouwen werden prismaglazen in de vroeg 19e eeuw toegepast: waar lichttoetreding een probleem was of vlakglas niet mogelijk of gewenst was. Echter: de eerste toepassingen dateren al uit de 17e eeuw, namelijk voor lichttoetreding in schepen. Prismaglas betrof aanvankelijk vooral glazen tegels met prisma’s aan de onderzijde. Later kwamen er ook platen, onder meer toegepast in het Haags Gemeentemuseum (1935).

Glazen bouwstenen
Glazen bouwstenen werden – net als prismategels – in mallen gegoten of geperst, maar ook in mallen geblazen. De doorschijnende, ondoorzichtige stenen werden gebruikt voor lichtdoorlatende wanden en plafonds. Aanvankelijk werden nog heel lang massieve glazen bouwstenen toegepast, ook in de bekende vierkante vorm, zoals in het voormalige PTT-hoofdkantoor in Den Haag (1920), waar 8 centimeter dikke stenen zijn toegepast. Pas later (1935) werden glazen bouwstenen ontwikkeld uit twee helften die via een speciaal procédé aan elkaar werden gesmolten. Tegenwoordig zijn glazen bouwstenen nog altijd ruim te koop, in verschillende vormen, afmetingen en kleuren, echter alleen de holle stenen

Glazen dakpannen
Om daglicht te brengen in ruimten waar het gebruik van daklichten niet gewenst was (bijvoorbeeld omdat de ruimtes te onbelangrijk waren) zijn glazen dakpannen ontwikkeld. Deze pannen werden in een mal geperst of in een vorm gegoten. Vrijwel alle vormen van keramische pannen zijn ook als glazen pannen verkrijgbaar. Naast glazen dakpannen zijn er ook glazen leien, echter – voor zover bekend – alleen in rechthoekige vormen voor de zogenoemde maasdekking.

Opaline en melkglas
Opaline is de benaming voor een samengesteld vlakglas, dat bestaat uit een dun laagje blank glas, met een laag wit porseleinglas erop gesmolten. Niet te verwarren met het opgelegde glas (plaquéglas of Uberfang) dat is samengesteld uit blank of gekleurd glas met een dun laagje glas van een andere kleur.
Melkglas lijkt op opaline, maar het is een door en door gekleurd, wit, doorschijnend glas dat het achterliggende licht zeer egaal verdeelt. Dit in tegenstelling tot wit marmerglas dat ook wel melkglas wordt genoemd, maar vrijwel geen licht doorlaat.

Bewerkt glas
Bij bewerking van glas – zoals etsen, zandstralen of slijpen – ontstaat soms een ondoorzichtig glas.
– geëtst en gezandstraald glas komt rond 1900 – 1925 veel voor in tochtdeuren tussen hal en gang, mét prachtige voorstellingen. Zo’n voorstelling kreeg diepte door in meerdere lagen te werken. Etsen leverde een nog mooier resultaat op, omdat het glas fijner werd ‘geschuurd’. Etsen gebeurde echter met het zwaar giftige en agressieve fluorwaterstofzuur, waarvoor zeer beschermde omstandigheden golden. Ook stralen vormde een risico: het zand veroorzaakte zeer fijn kwartsstof dat de longziekte silicose veroorzaakt. Daarom worden hiervoor al decennialang metaaloxiden gebruikt.
– geslepen glas. De meest voorkomende vorm is het aanbrengen van facetranden langs glas, maar ook – in combinatie met etsen of stralen – het aanbrengen van bloemen in plaquéglas is mogelijk. Dat laatste wordt rillen genoemd;
– geïriseerd en berijpt glas. Ofwel: oppervlakkige ‘aantasting’ van het glas door een mengsel van zwakke basen en sterke zuren. Dit laat een film achter die door lichtbreking de kleuren van de regenboog vertoont. Voor berijpt glas bracht men op een gematteerde glasplaat aan één zijde een laag sterk hechtende beenderlijm aan. De sterke krimp tijdens het drogen veroorzaakte het loslaten van kleine glasdeeltjes.

Schade, onderhoud en herstel
Glas veroudert zeer langzaam en bij normaal gebruik zal het nauwelijks slijten. Breuk komt het meeste voor, vaak veroorzaakt door vandalisme of roestende ijzeren vattingen. Maar ook spanning in het glas zelf kan de oorzaak zijn, vooral bij dik, gegoten glas, zoals massieve glazen bouwstenen. Daarnaast kan het glas zijn helderheid en glans verliezen door inwerking van vervuild vocht.
Breuken zijn te lijmen, maar dunnen glasplaten zijn vervolgnes vaak niet meer goed bestand tegen winddruk. Bescherming met een steunglas of vervanging zijn dan opties. Bij dikker glas is lijmen mogelijk mits de breuk goed gereinigd kan worden.
Reproductie van oud glas is vaak mogelijk, maar meestal (te) duur vooral als het om kleine hoeveelheden gaat.

Meer informatie: Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed. Brochure techniek 46. Bouwglas

Vergunning en subsidie

De Monumentenwet 1988 is van toepassing bij het aanbrengen van afwijkend bouwglas. Er is dan spraken van een fysieke wijziging en er moet een vergunning worden aangevraagd.
In principe is het vervangen van bestaand bouwglas door nieuw bouwglas in dezelfde vormgeving en gemaakt volgens hetzelfde procédé subsidiabel.
 

Restauratietechniek

De Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed in Amersfoort stelde vele technische brochures samen over diverse aspecten van restauratie.
RenovatieTotaal besteedt aandacht aan diverse restauratietechnieken, waarvoor medewerking van de Rijksdienst werd verkregen.
Meer informatie: Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed, Postbus 1600, 3800 BP Amersfoort, tel. 033 – 4217421, Info@cultureelerfgoed.nl en www.cultureelerfgoed.nl