Bij Pathologiegebouw Leiden is alles vooraf uitgedokterd

Artikel delen

Het Pathologie Laboratorium in Leiden is getransformeerd tot twee gebouwdelen met in totaal 125 appartementen. In en aan het karakteristieke gebouw uit 1925 is in bijna een eeuw tijd heel wat verspijkerd. “We zijn in ons plan teruggekeerd naar de oorspronkelijke draagstructuur met behoud van de fraaie bakstenen gevels en zijn echt opnieuw begonnen,” vertelt Veerman, technisch directeur van Coen Hagedoorn Bouw: “Makkelijk was dat niet want geen hoekje is hetzelfde. Alleen door in bouwteam te werken en het pand in 3D te scannen en in BIM te werken, konden wij de wooneenheden situeren. Tevens kon de installatietechniek direct een goede plek krijgen. Resultaat is dat wij tijdens de bouw nauwelijks aanpassingen hoefden te bedenken.”

Tekst: Paul Engels
Foto’s: Steven Bemelman/Studio Royale Foto & Film, Coen Hagedoorn Bouw

1. Het pathologie complex is getransformeerd tot woonfunctie, waarbij de nieuwbouwelementen harmonieus doch herkenbaar in het monumentale gebouw zijn geïntegreerd.

Het pathologie complex is getransformeerd tot woonfunctie, waarbij de nieuwbouwelementen harmonieus doch herkenbaar in het monumentale gebouw zijn geïntegreerd.

Het pragmatische DNA van Coen Hagedoorn Bouw en dat van Putman, verantwoordelijk voor de w-installaties bij dit project, sluit goed op elkaar aan. Dat was ook nodig om het bijzondere gebouw te kunnen transformeren. Het Pathologie Laboratorium is onderdeel van het vroegere Cité Médicale, een plan uit 1912 van rijksbouwmeester J.A.W. Vrijman. Hierin vormden de medische faculteit en de losse gebouwen van het Academisch Ziekenhuis Leiden één geheel. Martin Veerman: “De meeste gebouwen zijn gesloopt en bijvoorbeeld vervangen door het LUMC-complex. Alleen het Poort-gebouw, het Anatomie- en Pathologie-gebouw zijn blijven staan. Het Anatomie-gebouw hebben we in opdracht gerenoveerd en toen het Pathologie-complex op de markt te koop kwam, wisten we feitelijk vooraf goed wat een transformatie zou inhouden. We liepen door het prachtige gebouw en besloten als Hagedoorn Ontwikkeling in te schrijven. Toen wij het pand hadden verworven, maakten wij een plan met onder andere een richtbudget voor de installatietechniek. Van dat plan zijn we niet afgeweken. Dat was mogelijk door het pand na sloop en sanering van de hele inbouw en latere aanbouwen in 3D te scannen en samen met het bouwteam qua opbouw vooraf goed uit te dokteren. Dan heb je tijdens de bouw nog enkele zaken, zoals de standaard douchedeuren, waar hier en daar bij een woning iets moet worden aangepast, maar het bouwteam heeft deze complexe transformatie door die voorbereiding tot een succes gemaakt.”

Voor de verkaveling van de appartementen was het flink puzzelen, maar de 125 woonunits beschikken stuk voor stuk over mooie ruimtes.

Dat beaamt Patrick van Schie, directie Putman. “Het is een oerdegelijk gebouw qua constructie met soms 2½ steens dikke bakstenen muren, betonnen vakwerkspanten, maar ook met relatief dunne betonvloeren van 14 cm dikte. Je wilt met je installatietechniek zo min mogelijk door die dikke muren, de dunne vloeren of zigzag door een nieuwe constructie. Juist in bouwteamverband konden we bijvoorbeeld een balk een kwartslag draaien, zodat we voor de installatietechniek een praktischer oplossing kregen. Dit heeft uitstekend gewerkt. Samen met het feit dat we plek hadden in de brede gangen om het grootste deel van de installatietechniek een plek te geven.”

De brede en hoge gangen boden plek voor de installatietechniek.

Scenario’s installatietechniek

Vooraf zijn verschillende scenario’s voor de installatietechniek binnen het bouwteam besproken: gasaansluiting, warmtepomp, stadsverwarming etc. Van Schie vervolgt: “Stadsverwarming bleek het beste te passen, samen met koud/warm water. Voor de luchtverversing is gekozen voor CO2-gestuurde MV-boxen. Geen revolutionaire installatietechniek – ook niet wat betreft elektra, CAI, glasvezel en ledverlichting – maar nog lastig genoeg om dat in het gebouw een goede plek te geven. Zoals gezegd, we konden veel techniek in de brede gangen kwijt. Bijzonder is dat wij daar buiten de woningen een soort kastenwand hebben gerealiseerd, waarin we de toegang van alle voorzieningen naar de woningen hebben ondergebracht en de leidingen horizontaal door de gang konden laten lopen. Groot voordeel dat de installatietoevoer buiten de woning ligt, is dat je voor onderhoud er altijd makkelijk bij kunt. Tevens zijn de woningen zo gesitueerd dat badkamer/toilet en keuken aan de gangzijde zitten, dicht op de toevoer. De luchttoevoer zit ook in de badkamer. In de gang hebben wij de schachten zoveel mogelijk gekoppeld om het verticale transport doelmatig op te lossen. Op het leien dak staan onopvallende bolletjes voor de luchtafvoer. Geen lelijke pijpen op het dak. Opvallend is de nieuwe schoorsteen die is gerealiseerd voor de luchtafvoer van het horecagedeelte op de kop van een gebouwdeel. We hebben de verticale kanalen voor de afvoer netjes kunnen bundelen met een liftschacht en naar die nieuwe schoorsteen geleid. Alsof die al 93 jaar op het gebouw staat…”

De brede en hoge gangen boden plek voor de installatietechniek.

Waar het gebouw ruim 12.000 m2 bruto vloeroppervlakte telt, daar wordt ‘slechts’ 60% voor de appartementen benut. Martin Veerman: “Er zitten veel incourante meters in dit gebouw, met bijvoorbeeld een grote kelder, ruime hal en trappartij, brede gangen en hoge plafonds. Maar dat is ook de charme van dit gebouw. Toen wij het zagen, waren wij direct enthousiast over de schoonheid. En die schoonheid is alleen maar vergroot. Ons eerste plan was voor 180 studio’s, later is dat omgezet naar 125 appartementen tussen de 30 en 90 m2. Meer variatie, maar ook meer puzzelwerk voor een goede verkaveling. Ook om voldoende licht in de woningen te krijgen.”

Zo is bij 3 van de grote appartementen in de voormalige collegezaal deels een glazen vloer ingebracht om in de benedenkamer extra licht te hebben. “Wij hebben echt geïnvesteerd in dit pand”, vertelt Veerman. “Juist ook in de uitstraling. We hebben zelf het ontwerp bedacht, maar voor de beeldbepalende uitstraling hebben wij Joost van Nes van architectenbureau A&R10 ingeschakeld voor het gevelbeeld en de nodige ingrepen, omdat wij het kopgebouw en de middengang wilden slopen om er twee losse gebouwdelen van te maken.”

De brede en hoge gangen boden plek voor de installatietechniek.

Door de zogenaamde ‘sloopwonden’ binnen de gevels een moderne invulling te geven, worden die niet cosmetisch weggewerkt, maar strak afgewerkt en voor altijd duidelijk zichtbaar. Veerman: “Dit zorgt voor extra beleving van het gebouw. Tevens zijn tussen de verspringende geveldelen buitenruimtes gerealiseerd, zijn bij vooruitstekende geveldelen balkons geplaatst en op de tweede verdieping is een onopvallend dakterras gerealiseerd. Dit ‘gedurfde’ doch harmonieuze architectuurplan zorgde voor goedkeuring van de welstandscommissie en monumentencommissie. Het gebouw is voorgedragen tot gemeentelijk monument.”

4. Door een soort kastenwand in de gang te maken, met meterkasten, kon de techniek slim en mooi worden opgelost.

In de kelder was ruimte voor de grote installaties.

De trappenhuizen zijn een lust voor het oog, ook met de toegevoegde trappen naar de zolderverdieping.

Energielabel A

Veerman over de start van de transformatie medio 2016: “Het gebouw stond een jaar of tien leeg en de onderhoudstoestand was niet best. Er was bovendien veel te slopen en te vernieuwen, zoals aangebracht bitumen op het leien dak. In het kort gezegd hebben wij de dakconstructie waar nodig vervangen en van nieuwe leien voorzien, het dak aan de binnenzijde geïsoleerd, hetzelfde geldt voor de gevels, een aantal van de kozijnen vervangen, alle draaiende delen en het glas vernieuwd, het hoofdtrappenhuis verhoogd en nieuwe trappen toegevoegd naar de zolderverdieping. En natuurlijk de 125 woningen een plek gegeven. Ons uitgangspunt was een energielabel A voor het gebouw en dat hebben wij gehaald.”

Op de vernieuwde leien dakbedekking zijn onopvallende uitblaasvoorzieningen aangebracht.

Wie de gebouwen van afstand ziet en de entrees binnenkomt met de majestueuze trappartij is meteen verkocht. Niet voor niets waren de appartementen ook razendsnel verhuurd. Maar wat wil je in zo’n gebouw, mooi gepositioneerd achter het NS-station. Martin Veerman: “In het voorjaar is de laatste hand gelegd aan de beplanting rond het gebouw en de gecreëerde binnentuin. Het was een prachtig gebouw en het is een prachtig gebouw geworden. Met een welkome nieuwe functie.”

 

De appartementen zijn aangesloten op stadsverwarming en verder voorzien van koud/warm water en ventilatie met een CO2-gestuurde MV-box.


Projectpartners

Opdrachtgever, ontwerp: Hagedoorn Ontwikkeling
Architectuur gevel: A&R10
Bouw: Coen Hagedoorn Bouw
Constructie: Ingenieursbureau List
W-installatie: Putman
E-installatie: DME Installatie Groep


Crematorium wordt trafostation

Hagedoorn Ontwikkeling is in het ontwerp zorgvuldig omgesprongen met het voormalige crematorium dat als aanbouw aan het gebouw zit. Martin Veerman, technisch directeur van Coen Hagedoorn Bouw: “Een aanbouw met daarnaast de schoorsteen die bouwkundig aan de zijgevel hing. We hebben de aanbouw omgeturnd in een trafostation. Maar daarvoor gelden eisen ten aanzien van diepe doorvoer van leidingen. Daarom hebben we een nieuwe verdiepte aanbouw op een betonnen fundering/constructie gemaakt, de schoorsteen daarop laten rusten en het bestaande kapje weer bovenop de bakstenen opbouw teruggeplaatst. Het beeld is hetzelfde, maar er is heel veel gebeurd. Maar dat geldt voor het hele gebouw waar écht wat gebeurd is.”