Continue scholing verhoogt vakmanschap steigermonteur

Artikel delen

Vallen van hoogte is nog steeds de belangrijkste oorzaak van ongevallen in de bouw. Regelmatig hebben deze ongevallen betrekking op het gebruik en (de)montage van steigers. Al sinds 1991 organiseert de erkende opleider Scaffolding Training Europe (STE) opleidingen en trainingen voor onder meer steigerbouwers. “Met de introductie van ‘continuous learning’ willen we bereiken dat de verworven kennis niet na een jaar weer is weggezakt”, zegt directeur Emile Bakkum.

mannen op steiger

In de Arbocatalogus voor de Bouw en Infra, staat bij Monteur Steigerbouw dat het monteren van steigers gebeurt volgens de Richtlijn Steigers.

Tekst: ing. Frank de Groot. Beeld: Scaffolding Training Europe (STE)

Na een dodelijk steiger ongeval van een vriend heeft Miel Ferket in 1991 Scaffolding Training Europe (STE) opgericht. Hij werd een belangrijke voorvechter om de branche veiliger ter maken. In de jaren negentig is hij erin geslaagd de eerste vakbekwaamheidscriteria (steigerbouw profielen) in de steigerbouw gecertificeerd te krijgen volgens de internationale persoonscertificering ISO 17024. Later zijn daar vele profielen aan toegevoegd, zoals die van Hulpmonteur tot Steigerinspecteur en van Inspectie Draagbaar Klimmaterieel tot Inspectie Persoonlijke Valbeschermingsmiddelen. Deze profielen gelden nog steeds als de standaard binnen de branche.
Emile Bakkum is sinds 1 juli 2020 directeur van STE. Hij is geen onbekende in de steigerbranche. Al sinds 1994 is hij in de branche werkzaam geweest als onder meer opleider (zelfstandig en bij Bouwradius) en rayonmanager en bedrijfsleider bij steigerbouwbedrijven. “Tegenwoordig is een training voor steigerbouwers niet meer vrijblijvend. In de Arbocatalogus voor de Bouw en Infra, staat bij Monteur Steigerbouw dat het monteren van steigers gebeurt volgens de Richtlijn Steigers. Deze richtlijn biedt een wettelijk kader voor de opleidingen. Bovendien rust er ook een verantwoordelijkheid op basis van de zorgplicht bij de opdrachtgever.”

Richtlijn Steigers

De Richtlijn Steigers is een belangrijke bron voor de opleidingen. Hoe is deze richtlijn ontstaan? Aan het eind van de vorige eeuw sloeg steigerbouwend Nederland de handen ineen om samen afspraken te maken over het veilig ontwerpen van steigerconstructies en de vakkundige montage ervan. Bovendien was een invulling van het in de Arbowet genoemde begrip ‘deskundig’ een dringende noodzaak omdat het tot dat moment geldende P6-blad Steigers door het Ministerie SZW werd ingetrokken.
Al snel sloten de materieeldiensten van Bouwend Nederland aan en werd in nauwe samenspraak met de overige stakeholders in de steigerbouw gezamenlijk verder gewerkt aan één uniforme richtlijn: de Richtlijn Steigers. Ondersteund door de deskundigheid van kennisinstellingen als TNO, Arbouw (Volandis) en de Inspectie van het Ministerie SZW zag de richtlijn uiteindelijk in 2008 het licht, waarna ook andere werknemersorganisaties in de bouw én opdrachtgevers uit de energiesector, offshore, (petro)chemie en andere industrieën de richtlijn omarmden. Het resultaat? Een breed gedragen en geaccepteerde richtlijn die in de navolgende jaren in steeds meer arbocatalogi van bedrijven en sectoren werd opgenomen.

man op steiger

De kennis van veilig steigers bouwen zakt na enige tijd weg bij steigermonteurs. Voor STE is dat reden om in te zetten op ‘continuous learning’.

Meer dan techniek

Naast technisch-inhoudelijke informatie omvat de Richtlijn Steigers specifieke eisen die aan opleidingen worden gesteld. Daarom besloten alle bij de Richtlijn Steigers betrokken partijen voor één scholingsstructuur voor de steigerbouw, die van kracht werd per 1 januari 2017. “Er zijn onder meer BBL-opleidingen voor (hulp) monteur, 1e monteur steigerbouw en voorman. Voor ervaren monteurs zonder erkende papieren geldt dat een EVC-procedure kan worden gevolgd, waarna een BBL-diploma (MBO) kan worden behaald. Ook kan een ‘niveautest’ een indicatie geven voor het type aanvullende scholing dat kan worden gevolgd, waarna een examen kan worden afgelegd”, zegt Bakkum.
Om de belangen gescheiden te houden, werd de Stichting Veilig Werken Op Hoogte (SVWOH) in het leven geroepen. Stakeholders in de bouw, steigerbouw, (metaal)industrie, (petro)chemie, energiesector, offshore, scheepsbouw, werkgevers- en werknemersorganisaties hebben zich verbonden aan de Stichting Veilig Werken Op Hoogte. Binnen de stichting zijn voor de functies die in de Richtlijn Steigers worden beschreven eind- en toetstermen vastgelegd. Er wordt gewerkt met onafhankelijke opleiders, zoals STE. Daarnaast wordt er met examenbureaus en gescheiden toezicht (certificerende instelling) gewerkt in Nederland en daarbuiten.

steiger in halRisicofactoren

Ondanks de prima scholingsmogelijkheden voor steigerbouwers in Nederland gaat het volgens Bakkum toch nog wel eens mis: “Veel fouten worden ingegeven door werkdruk en het onvoldoende onderkennen van de risico’s. Ook wordt de instroom van vakmensen steeds minder. Niemand gaat bewust een onveilige steiger bouwen en gebruiken. Maar vaak zie je toch weer diagonalen ontbreken of er zijn te weinig verankeringen aangebracht. Of steigerbouwers werken toch nog onaangelijnd of niet achter een leuning. De praktijk is nu eenmaal dat die bakken met steigermateriaal klaar staan en dat steigerbouwers door de tijdsdruk direct gaan bouwen. Mijn advies is: neem eerst rustig de tijd om de situatie goed te beoordelen en ga dan pas bouwen. Dat levert je uiteindelijk tijdwinst op en een veilige steiger.”
Een probleem dat ook speelt is dat de tijdens de opleiding opgedane kennis na enige tijd wegzakt: “Tijdens het examen is nog circa 80 procent van de verworven kennis paraat. Na een half jaar is dat nog slechts 40 tot 50 procent. Pas na vijf jaar is hercertificering nodig. Dat vraagt weer even een flinke inspanning van de steigerbouwers. Daarom zetten wij in op ‘continuous learning’, Hierbij krijgen steigerbouwers iedere drie maanden informatie over steigerbouw op hun smartphone, laptop of pc. Door E-learning hopen we de kennis op peil te houden. Na 4,5 jaar volgt een niveau-meting op praktijk en theorie. Naar aanleiding daarvan wordt bepaald welke kennis is weggezakt en nodig is voor hercertificering. Dat vraagt dan veel minder tijd dan ineens na vijf jaar weer de kennis up to date te krijgen.”